Home >> Artikelen "Torah" >> De 2-huizen theorie. Een juiste of onjuiste theorie?
Zelf had ik ook nooit van deze theorie gehoord, totdat ik een video van 119 Ministries zag en later een van Passion for Truth Ministries.
Kort gezegd gaat het over de verloren schapen van Israël, waar Yeshua [Jezus] specifiek voor gekomen is (of, zo u wil, zou zijn):
Matthéüs 15:24
Hij antwoorde en zei: Ik ben alleen maar gezonden naar de verloren schapen van het huis van Israël.
Uit: Herziene Statenvertaling
De theorie gaat dat deze “verloren schapen van het huis Israël” het voormalig noordelijk gelegen koninkrijk Israël is, die overeenkomstig 2 Koningen 18:9-12, Hosea 1:6-9 en Jeremia 3:8 door ADONAI1 יהוה met een scheidbrief uit hun land zijn weggestuurd, waardoor ze tot “Lo-Ammi [niet Mijn volk]” zijn verklaard. In Deuteronomium 30 heeft ADONAI יהוה aan de kinderen van Israël (dat zijn alle stammen van Israël) beloofd dat Hij ze van alle vier windstreken van de aarde, waarnaar ze zijn verdreven, weer bijeen zal verzamelen en terug zal brengen naar het Beloofde Land, mits zij zich in hun harten zouden bekeren. Vanaf Deuteronomium 28 lezen wij dat onze God via Mozes aan iedereen die aanwezig waren – dat zijn: de kinderen van Israël; de volkeren die met de Israëlieten mee gegaan zijn uit Egypte en de nakomelingen van beide genoemden – dat aan hen de zegen en de vloek is voorgehouden. In Deuteronomium 31 lezen wij dat aan Mozes is verteld dat iedereen het verbond zullen verbreken en andere goden achterna zullen lopen. In Ezechiël 37:15-28 legt onze God via Zijn profeet Ezechiël uit wat hij voornemens is te doen en hierin wordt duidelijk dat onze God Efraïm en Juda weer bijeen zal brengen. Zij beiden zullen door onze God van alle vier windstreken van de aarde worden verzameld en terug worden gebracht naar het land Israël, het Beloofde Land. “Efraïm” (eigenlijk: Josef, het stuk hout van Efraïm) is de naam die God geeft aan het voormalig noordelijk gelegen koninkrijk Israël en “Juda” is de naam die God geeft aan het voormalig zuidelijk gelegen koninkrijk Judea.
1. Grote Heer; Verheven Heer
Deze theorie gaat verder door ons onder de aandacht te brengen dat onze God Zijn belofte helemaal niet waar kan maken, zonder Zijn eigen gebod te overtreden. Namelijk die in Deuteronomium 24 staat vermeld:
Deuteronomium 24:1-4
Wanneer een man een vrouw genomen heeft en met haar getrouwd is, en het gebeurt dat zij geen genade meer vindt in zijn ogen, omdat hij iets schandelijks aan haar gevonden heeft, en hij haar een echtscheidingsbrief schrijft, die in haar hand geeft en haar uit zijn huis wegstuurt, , en als zij dan uit zijn huis vertrekt, weggaat en de vrouw van een andere man wordt, en die laatste man ook een afkeer van haar krijgt, haar een echtscheidingsbrief schrijft, die in haar hand geeft en haar uit zijn huis wegstuurt, of als die laatste man, die haar voor zichzelf tot vrouw genomen heeft, sterft, dan mag haar eerste man, die haar heeft weggestuurd, haar niet terugnemen om hem tot vrouw te zijn, nu zij onrein geworden is; want dat is voor het aangezicht van de HEERE een gruwel. U mag geen zonde brengen over het land dat de HEERE, uw God, u als erfelijk bezit geeft.
Een vrouw wordt niet onrein als haar man sterft. De vrouw wordt ‘onrein’ bevonden omdat ze iets verfoeilijks heeft gedaan. Het gaat hier dan ook om het feit dat de eerste man haar met een scheidbrief heeft weggestuurd. Wat er dan ook met de vrouw gebeurd, haar eerste man – inmiddels ex-man – mag haar niet meer tot zijn vrouw nemen.
Onze God is een Rechtvaardige God en niet een persoon dat anderen allerlei regels en wetten op legt, om daar vervolgens zelf niet aan te houden. Dat zijn eigenschappen van een tiran en niet van een rechtvaardig persoon, laat staan van een Rechtvaardige God. De grote vraag is dan ook:
“Hoe zal ADONAI יהוה, onze God, Zijn belofte nakomen zonder Zijn eigen gebod te overtreden?”
Dit is inderdaad een mysterie [sod סוד = geheim/verborgen] als je de aangehaalde passages leest. Een verklaring zou kunnen zijn dat het voormalig noordelijk gelegen koninkrijk Israël, wat met Efraïm is aangeduid, het aan zichzelf te danken heeft dat het voorgoed verstoten is. Er zijn enkelen van de inwoners die van het noorden naar het voormalig zuidelijk gelegen koninkrijk Judea zijn verhuisd en misschien dat het deze mensen zijn die onze God met Efraïm heeft bedoeld. Echter, als we Ezechiël 37 nog eens lezen, dan zien wij in vers 16 dat onze God tegen Zijn profeet Ezechiël zegt te profeteren: “Voor Juda en voor de Israëlieten, zijn metgezellen.” Deze Israëlieten, Juda’s metgezellen, zijn nu deze naar het zuiden verhuisde Israëlieten. Het slot van deze vers toont dat onze God tegen Zijn profeet Ezechiël zegt te profeteren: “Voor Jozef, het stuk hout van Efraïm, en van heel het huis van Israël, zijn metgezellen.” Jakob heeft de twee zonen van Jozef geadopteerd en Efraïm, die jonger was dan zijn broer Manasse, boven Manasse gesteld. Hij heeft aan Jozef verklaard dat het deze Efraïm is die groter zal zijn dan Manasse. Efraïm was een van de stammen van het voormalig noordelijk gelegen koninkrijk Israël. Het koningschap van dit koninkrijk kwam uit de stam Efraïm. Met “heel het huis van Israël” wordt nu dit koninkrijk bedoeld. En dan moeten wij nu ook de eerdergenoemde grote vraag gaan stellen.
De TeNaCH2 zelf geeft hier antwoord op.
Voordat wij de passages uit de TeNaCH aanhalen, moeten we een paar punten weten:
2. Torah [Instructie; Leer] Nevi’im [Profeten] K(CH)etuvim [Schriften]
We halen een boek uit de TeNaCH aan en dan voornamelijk een hoofdstuk waar veel onduidelijkheid over bestaat: Jesaja 53.
In een aantal hoofdstukken eerder benoemd onze God zijn dienstknecht, die Hij de naam “Israël” geeft (Jesaja 49:3). Een logische gedachte is dat deze “hij” en “hem” uit hoofdstuk 53 nu deze Israël is en dat zou dan het volk Israël zijn – alle stammen – die metaforisch deze plagen ondergaan. Dit doet Israël voor zichzelf, waar dan die “wij” en “ons” voor staat. ADONAI zal dan het volk uit hun ellende halen en Israël zal weer Zijn volk zijn. Veel zal ADONAI Zijn volk toebedelen, zoals het in vers 12 staat omschreven.
Zoals vermeld, op zich een logische gedachte. Echter moeten wij punt 3 aanhalen: Een persoon van Israël of het volk Israël mag geen verzoening doen voor zichzelf voor het aangezicht van ADONAI יהוה, tenzij de persoon een priester is. Kastijding en je ziel blootstellen aan de dood en van het Boek des Levens worden geschreven voor dit doel is niet toegestaan. Want wat lezen wij in vers 5 en vers 8?
Jesaja 53:5
Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.
Uit: Herziene Statenvertaling
Jesaja 53:8
Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen, en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden. Om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem geweest.
Uit: Herziene Statenvertaling
En ook punt 1 moeten we aanhalen: De priesters, die hamasjiach [de messias = de gezalfde] worden genoemd, zijn de enige die de ongerechtigheden van het volk op zich namen. (Leviticus 4:3,5,16; 6:22 [15]; Exodus 28:36-38; Leviticus 6:25-26 [18-19]; 10:16-17). Want wat lezen wij in vers 6?
Jesaja 53:6
Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen.
Uit: Herziene Statenvertaling
Alleen een priester, de gezalfde [hamasjiach] kon de ongerechtigheden van het volk dragen. De theorie dat deze “hij” en “hem” het volk Israël is, kan worden weggestreept. Onze God zou anders met deze metafoor, die hij via Zijn profeet Jesaja gesproken heeft, Zichzelf tegenspreken; tegen Zijn eigen gebod ingaan. Voor meer over Jesaja 53, lees eens artikel Jesaja 53; waar gaat dit over?
Psalm 22 vertelt het lijden van een man, die de plagen, vermeld in Jesaja 53, ondergaat. Het is een mizmor [psalm] van David en men zou kunnen denken dat David zijn eigen lijden metaforisch bezingt. Echter, hoewel David veel heeft meegemaakt, voordat hij ook door het volk tot koning werd gezalfd, was het nooit zo erg dat hij kon bezingen dat zijn lijden was alsof zijn handen en voeten doorboord waren (vers 17), alsof God hem in het stof van de dood heeft gelegd (vers 16), alsof het zo erg met hem was dat hij zijn eigen beenderen kon tellen en men zijn kleding onder hen verdeelden (vers 18 & 19). Uit de boeken die over zijn leven gaan, blijkt juist dat David een overwinnaar was en hij daadwerkelijk door ADONAI gezalfd was tot koning.
Ezechiël 17:22-24 vertelt over een top van een ceder die door onze God wordt genomen en in de grond wordt gezet. Van die top zal onze God een breekbaar twijgje afplukken en deze op een hoge en verheven berg planten, wat dan een hoge berg van Israël is. Dit zal dan een machtige ceder worden.
Als we Ezechiël 17 vanaf het begin lezen, dan komen we erachter dat met top/kruin van de ceder het koningschap wordt bedoeld. De verzen 22 tot en met 24 laten zien dat vanuit het huis van David een nakomeling door onze God Zelf tot koning wordt gezalfd.
Raar eigenlijk, als je er zo over nadenkt, want als je de geslachtslijn volgt, dan kom je vanaf David via Salomo toch uiteindelijk bij Yeshua/Jezus uit? Helaas is daar een kink in de kabel gekomen [Jeremia 22:22-30]. Het koningschap is bij Chonia/Jechonia gestopt. We zouden kunnen constateren dat deze “vloek” is teruggedraaid, omdat wij Haggai 2:23 [24] hebben gelezen. Daar wordt een zekere Zerubbabel, zoon van Sealthiël, die een landvoogd van Judea was, door onze God tot een zegelring gemaakt. Een zegelring, waarover in Jeremia 22:24 van Chonia werd gezegd dat als hij er een zou zijn, dat onze God het dan van Zijn hand af zou nemen.
Als we Matthéüs 1:12 lezen, dan zien we dat een zekere Zerubbabel, zoon van Sealthiël, een kleinzoon van Chonia/Jechonia is en lijkt het dus dat God Zijn vloek over deze geslachtslijn terug heeft gedraaid. Echter, als wij Lukas 3:27 lezen, dan maken wij kennis met een zekere Zerubbabel, zoon van Sealthiël, die de kleinzoon van Neri is. De Zerubbabel van Matthéüs komt uit de geslachtslijn Salomo en de Zerubbabel van Lukas komt uit de geslachtslijn van Nathan. Beide zijn zonen van David. Lees artikel Kan Yeshua/Jezus wel “de Koning van Israël” zijn? eens, waar ik dieper op deze stof inga. Voor wat betreft de geslachtslijn David – Salomo, verwijs ik naar de passages Jeremia 39:6 en II Koningen 25:7 & Jeremia 22:22-30 en II Koningen 24:6-17.
Jeremia 39:6
De koning van Babel liet de zonen van Zedekia in Ribla voor diens ogen afslachten. Ook liet de koning van Babel alle edelen van Juda afslachten.
Uit: Herziene Statenvertaling
II Koningen 25:7
Zij slachtten de zonen van Zedekia voor diens ogen af. Verder maakte men de ogen van Zedekia blind en men bond hem met twee bronzen ketenen en bracht hem naar Babel.
Uit: Herziene Statenvertaling
Zedekia was de oom van Jojachin en Zedekia heette in feite Mattanja. De koning van Babel heeft zijn naam in Zedekia veranderd. Mattanja/Zedekia werd in plaats van Jojachin gesteld om over Judea te regeren. Zijn zonen konden niet meer in zijn plaats regeren over Judea omdat zij van het leven beroofd waren en hijzelf was blind gemaakt en werd in Babel gevangengehouden.
Over Jojachin lezen wij in II Koningen 24:6-17. In Jeremia 22 vanaf vers 24 lezen wij dat een zekere Chonia van zijn koningschap wordt ontnomen en wordt weggevoerd naar Babel door Nebukadnezar, de koning van Babel. We lezen dat Jeremia profeteert dat Chonia met zijn moeder naar dat land zal worden gebracht en daarvan niet weer terug zal keren en in vers 30 staat dan het volgende:
Jeremia 22:30
Zo zegt de HEERE: Schrijf deze man in als kinderloos, een man die niet voorspoedig zal zijn in zijn dagen. Niemand van zijn nageslacht zal immers voorspoedig zijn, zitten op de troon van David en weer heersen in Juda.
Uit: Herziene Statenvertaling
Gods belofte aan koning David, dat zijn zera [nageslacht] voor eeuwig koning zal worden, zal niet uit de lijn Salomo komen. Deze nageslacht van David zal metaforisch volgens de profetie van de profeet Ezechiël een twijgje van de top van de ceder zijn, die op een hoge en verheven berg in Israël zal worden geplant. Ook de profeet Jesaja profeteert over een twijg. De profeet Jesaja profeteert dat deze twijg aan de stronk van Isaï [Jesse] zal ontspruiten. Een stronk is een afgehouwen boom.
Jesaja 11:1
Want er zal een Twijgje opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï, en een Loot uit zijn wortels zal vrucht voortbrengen.
Uit: Herziene Statenvertaling
Via het boek Daniël weten wij dat de Judeeërs weer naar hun land terug zijn gekeerd, nadat ze 70 jaar in ballingschap hebben geleefd. Eenmaal teruggekeerd in Judea, hebben zij de Tempel gebouwd, die wij “De Tweede Tempel” noemen. Judea is echter nooit weer een koninkrijk geweest, maar altijd een provincie van een aantal rijken:
Dit is min of meer door Jakob/Israël al voorzegt:
Genesis 49:10
De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen.
Uit: Herziene Statenvertaling
We weten van onze geschiedenis dat de Joden naar het land Israël zijn teruggekeerd. Echter zijn niet alle Joden van over heel de wereld weer terug in het land van onze voorvaderen. Met hieraan toegevoegd dat het land Israël een staat is en geen koninkrijk, kunnen wij stellen dat de profetieën voor de Joden niet volledig zijn uitgekomen. Echter heb ik het nu alleen over “de Joden”; of-te-wel, de Judeeërs [zij die van de stam Juda zijn]. Hoe zit het dan met Jozef, het stuk hout van Efraïm (Ezechiël 37:16)? Zij zijn door onze God weggestuurd met een scheidbrief en onze God heeft Zelf geboden dat de eerste man van een vrouw haar niet meer terug mag nemen als zij met een scheidbrief is weggestuurd (Deuteronomium 24:1-4). De profeet Ezechiël moet dit hebben geweten.
Opgesomd:
Toen alle stammen van Israël door onze God uit Egypte zijn weggeleid, hebben onze voorouders aan de berg via Mozes tegen onze God gezegd dat ze alles wat Hij hun opdroeg te doen, dat ze dat zouden doen. Met andere woorden, ze zijn een verbond met onze God aangegaan. Dit verbond gaat door op al hun nakomelingen, wat inhoudt dat ook wij een verbond met onze God zijn aangegaan. Je kunt zeggen dat wij een verbond zijn aangegaan met het Woord van onze God, daar wij onze God niet kunnen zien en overleven tegelijk. (Exodus 12; 19; 24; Deuteronomium 29.)
We zijn echter van onze beloften geweken en hebben daardoor het verbond, wat wij met onze God zijn aangegaan, verbroken. Wij zijn hierdoor uit het Beloofde Land weggezonden, verspreid over geheel de wereld. Juda en zijn metgezellen mochten weer terugkeren, maar Jozef, het stuk hout Efraïm, met zijn metgezellen zijn nooit weer teruggekeerd. En zij zijn nu die “verloren schapen van het huis van Israël” waarover Yeshua in Matthéüs 15:24 sprak.
Als je het boek Jesaja volledig leest, dan zie je dat het over twee koninkrijken gaat die beiden hebben gezondigd. Beiden worden gestraft door wegzending en aan beiden wordt ook weer een belofte gedaan dat ze uiteindelijk van alle windstreken van de aarde weer zullen worden terug verzameld. Ook de boeken Jeremia, Ezechiël en Hosea gaan hierover. En hoofdstuk 53 van het boek Jesaja vertelt specifiek hoe een dienstknecht van onze God alle ongerechtigheden van Israël op zich zal nemen en het zelfs tot in de dood zal dragen en David bezong dit lijden in Psalmen 22, alsof hij het zelf had beleefd.
Dit (lijden) is overeenkomstig met de bok, bestemd voor Azazel3, die de ongerechtigheden van het volk Israël met zich meedroeg naar een onbewoond gebied (wildernis). Dit gebeurde op de 10e dag van de Hebreeuwse 7e maand, die volgens de Gregoriaanse kalender midden september begint en midden oktober eindigt. Deze dag werd Jom Kippoer [Yom Kippur] genoemd; De Dag van de Verzoening (Leviticus 16).
3. In Herziene Statenvertaling is het vertaald naar “weggegaande bok”. Men is het er niet over eens wie of wat Azazel nu is. De zondebok is bestemd voor verwijderen van de zonden van het volk uit hun midden.
Over Yeshua is getuigd dat hij het Woord van onze God is, dat ‘vlees’ is geworden. Hij werd herkend als HaMashiach [hamasjiach = de gezalfde], die “de zonden van de wereld op zich nam” (Johannes 1:29). Nu heeft Yeshua zelf gezegd dat hij alleen maar gekomen is voor de verloren schapen van het huis van Israël. We moeten ons echter wel bedenken dat deze verloren schapen over geheel de wereld verspreid zijn. Daarbij komt dat er ook geprofeteerd is van Gods “lijdende dienstknecht”, dat hij ook gezonden zou worden om een licht voor de heidenvolken te zijn; dat hij Gods heil zou zijn tot aan het einde der aarde (Jesaja 49:6).
Nu Gods ‘vleesgeworden’ Woord is “afgesneden van het land der levenden” (Jesaja 53:8) en “zijn graf bij de goddelozen gesteld is en bij de rijke in zijn dood is geweest” (Jesaja 53:9), is het juk van het leven onder de wet van Deuteronomium 24:1-4 van haar (overspelige vrouw [Efraïm]) geweken. Haar eerste man is ‘overleden’ en haar onreinheid is van haar geweken, omdat deze man haar ongerechtigheden naar ‘een onbewoond gebied’ heeft gebracht. Echter kan ze nog steeds niet naar ADONAI יהוה, onze God, terug. Pas als het Woord van ADONAI יהוה, onze God, door onze God weer tot het land der levenden wordt gebracht, is het voor haar mogelijk weer naar onze God, die eens haar God was – haar eerste man – terug te keren. Echter, alleen door deze dienstknecht, HaMashiach HaCohen [De Gezalfde Priester. Psalmen 110], die door onze God “Israël” wordt genoemd, wat betekent: Met God en mensen hebben geworsteld en het hebben overkomen (of ‘overwonnen’, of ‘overleefd’). Een vreemd verhaal? Snap ik!
Dus … de bewering van deze theorie is dat God Zijn Eigen zoon laat lijden en sterven om zo Zijn eerste vrouw weer tot zich te kunnen nemen als God Zijn zoon weer doet herleven?
Onze God heeft als eerste Israël “Zijn zoon” genoemd, en wel via Mozes tegen de Farao van Egypte. Met “Israël” werd hier de kinderen/nakomelingen van Israël [Jakob] bedoeld, of-te-wel het volk Israël. Yeshua behoorde tot het volk Israël. Daarbij moeten wij ons bedenken dat onze God Zijn Woord vlees heeft doen worden, om zo Zijn Tent onder ons te doen opslaan. (Jesaja 7:14; Johannes 1:14). Wij zijn ook bij machte onze woorden om te vormen zodat het voor anderen zichtbaar wordt. Denk bijvoorbeeld aan boeken, video's, audio recordings, foto's, schilderijen, enz. Hoewel wij niet fysiek aanwezig zijn, zijn wij het toch zelf die tot anderen spreken en niemand anders dan wijzelf. Zelfs als iemand anders onze woorden voorleest, blijven het onze woorden en zijn wij het zelf die worden gepresenteerd. Wat wij echter niet kunnen, is onze woorden levend maken zoals onze God dat wel kan en heeft gedaan.
Yeshua is nu dit vleesgeworden Woord van ADONAI יהוה, onze God. Hierdoor werd Yeshua “mensenzoon” genoemd en werd hij herkend als “zoon van God”. Hij werd geplaatst in het huis van David, doordat hij geboren werd uit een Almah [jonge ongetrouwde vrouw, wat altijd een maagd is], wiens lijn via Davids zoon Nathan was (Lukas 3:23-38).
Waarom staat er Jozef, zoon van Heli als dit de geslachtslijn van Mirjam [Maria] zou zijn? Voor “Jozef, zoon van Heli”, staat er “Hij was, naar men meende, de zoon van …”. Het Griekse woord, wat in plaats van “naar men meende” staat, is νομίζω nomizó [G3543]. Het is een werkwoord, afkomstig van het Griekse woord nómos wat “wet” betekent. Nomizó is vaak naar “naar men dacht/meende” vertaald, maar het betekent: volgens de gebruiken, of, naar de wet. Zo was het gebruikelijk dat de geslachtslijn altijd werd vernoemd van vader op zoon. Nooit van moeder op zoon, of, van moeder op dochter. Jozef was in het echt verbonden met Mirjam … zij die Yeshua heeft gebaard. Hierdoor werd Mirjam in het huis van Jozef opgenomen en werd Jozef als Mirjams “hoofd” medeërfgenaam van Mirjams erfenis. Jozef werd ook naar de wet de vader van Yeshua. Het Griekse woord “huios” betekent “zoon (bij geboorte of door adoptie); afstammeling”. Het Hebreeuwse woord “ben בן” en het Aramese woord “bar בר” betekent beide “(adoptie)zoon; kleinzoon; schoonzoon; stiefzoon; student; volger”. Dat Jozef Yeshua zijn “huios/ben/bar” noemt, is niet ongebruikelijk binnen het jodendom. Wij vinden dit namelijk in de Mishna Bava Batra 8:6 en in Bava Batra 134a weer terug:
“Als een man zegt: ‘Dit is mijn zoon’, dan wordt hij geloofd.”
Deze Mishna gelezen, heeft betrekking op de erfenis en dat een erfenis ook op de dochters doorgegeven kan worden, kunnen we lezen in Numeri 27:1-12. Van de dochters van Zelafead werd wel geëist dat ze alleen zouden trouwen met mannen van hun eigen stam, daar anders de verdeling van de erfenis verkeerd zou lopen. En dit gold voor iedere vrouw die de erfenis van haar vader heeft gekregen, omdat haar vader geen zonen heeft waaraan de erfenis gegeven kan worden (Numeri 36:1-11).
Wat ook interessant is te vermelden, is dat het Arameese woord voor “zoon (van)” bar בר is en in het Hebreeuws is dit ben בן, maar het betekent ook: “schoonzoon; stiefzoon; een dienaar; een student; een volger”. Zo noemt een leerling zijn rabbijn “vader”.
Deze jonge vrouw [Mirjam/Maria] werd de vrouw van een man [Jozef], wiens lijn via Davids zoon Salomo was (Matthéüs 1:1-16). En hoewel de nakomelingen van Salomo werden afgesneden van het koningschap, kon onze God Zijn belofte aan David toch nog nakomen, overeenkomstig de profetie in Ezechiël 17:22-24. Immers, Bava Batra 134a en Mishna Bava Batra 8:6 legt uit dat wanneer een man zegt: “Dit is mijn zoon”, dat hij dan wordt geloofd. Daarbij komt dat adoptie niet vreemd is in de Bijbel.
Degene die vooral dit laatste punt ontkennen, moeten zich wel bedenken dat de profetieën van onder andere de profeten Jesaja, Jeremia en Ezechiël ook niet volledig zijn uitgekomen.
De schrijfster van dit artikel heeft het over “Azazel” gehad. Dat was tijdens Yom Kippur. Waarom is Yeshua dan rond Pesach ‘geslacht’?
We weten dat Pesach [Pascha] een herinnering is van wat er tijdens onze verblijf in Egypte is gebeurd. Wij moesten een mannelijke, eenjarige lam slachten, wat van een schaap of een geit mocht zijn (Exodus 12:5). Het mocht geen mankementen vertonen en we moesten dit op de 10e dag van de 1ste maand in huis nemen. Tot de 14e dag van deze maand moesten wij het lam bewaren en tegen het vallen van de avond moesten wij het slachten. Met dit bloed moesten wij onze deurposten en bovendorpels van het huis waarin wij ’s nachts het Pesach opaten beschilderen.
Dit moesten wij doen om zo een merkteken achter te laten, zodat de doodslager van onze God onze deuren voorbij zou gaan (pasachti = overslaan). Onze God zou immers in diezelfde nacht alle eerstgeborenen in het land Egypte, van mens en dier, treffen en met dit merkteken zou de plagen, waarmee onze God Egypte zou verderven, ons niet treffen.
De TeNaCH heeft niet alleen gesproken over het weer terug verzamelen van heel het huis van Israël. Er wordt ook gesproken – gewaarschuwd – over het gericht van onze God wat over geheel de aarde zal gaan. Ook dan zal Zijn volk bespaard blijven, mits zij het merkteken dragen. We zullen overeenkomstig de geest het bloed van Gods Lam moeten nemen en op de deurposten en bovendorpels van onze harten schilderen, om zo een merkteken te plaatsen. Daarbij nog wat anders opgemerkt: De Menora!
De Menora is een kandelaar waaraan 6 armen zitten. In totaal heeft het 7 houders waarop kaarsen of waarin olie kan worden gestopt, bedoeld om ze aan te steken. De 1ste arm en de 7e arm lopen in elkaar door.
De reden waarom u vindt dat deze theorie een valse leer is en daarmee onjuist, zou om de volgende redenen kunnen zijn:
De eerste twee genoemde punten heb ik uitgebreid behandeld in dit artikel. Onze God is een God die zijn belofte nakomt. Onze God is een Rechtvaardige God en daarbij Alwetend en Alziend. Toen onze God in Deuteronomium via Mozes ons heeft verteld wat wij zouden doen en wat Hij voornemens was te doen, heeft onze God uiteraard geweten wat niet alleen de 2 stammen van zijn volk zouden doen, maar ook wat de 10 stammen van Zijn volk zouden doen en hoe onze God daarop zou reageren. Dit kunnen wij dan ook in Deuteronomium 31 lezen.
“Joods zijn” betekent in de Nederlandse taal dat u het jodendom praktiseert, maar ook dat u tot de stam Juda behoort. Wanneer u zich tot het jodendom heeft bekeerd, wordt u vanaf dat moment ook tot de stam Juda gerekend, wat in feite een adoptie is.
In het Hebreeuws heet jodendom “jahadoet”, wat betekent: “Het geloof van de Yehudim [jehoediem Judeeërs/Joden]”. Of dit (adoptie) bij de Islam ook zo is, weet ik niet. Bij christendom weet ik dat dit niet zo is. Als een nakomeling van, bijvoorbeeld, de stam Juda – een Jood – zich tot het christendom bekeert, dan houdt dit in dat hij het jodendom niet meer praktiseert, maar nog wel Joods is, omdat hij nog altijd een nakomeling van de stam Juda is.
Binnen het christendom treedt je niet toe tot een volk, maar tot een geloofsovertuiging. Hierbij moet ik opmerken dat iemand van de stam Juda, die altijd het jodendom heeft gepraktiseerd en dit blijft doen – ook wanneer hij de persoon Yehoshua/Yeshua nu als HaMashiach herkent en volgt – dat hij nog altijd “joods” en “Joods” is. Hij neemt het christendom niet aan tot zijn overtuiging, noch treedt hij toe tot een andere bevolkingsgroep/natie.
Dat Yeshua als een mens wordt gerekend zoals u en ik dat zijn, begrijp ik heel goed. Ook ik geloof niet in een 3-personen God, waarvan de 1ste “Vader” wordt genoemd, de 2e “Zoon” wordt genoemd en de 3e “Heilige Geest” wordt genoemd. De TeNaCH spreekt over de zeven geesten van God en niet over drie geesten van God (Jesaja 11:2).
Toch kan ik niet stellen dat Yeshua een mens is zoals u en ik dat zijn. U en ik zijn voortgekomen uit een man (vader) en uit een vrouw (moeder). Yeshua is ontstaan door Kracht van de Allerhoogste en geplant in de buik van een jonge ongetrouwde vrouw (almah) en dit is in Genesis 3:14-15 al voorzegt.
Wanneer een mens zoals u en ik de kracht van onze God voor de volle 100% krijgen, dan houdt dit in dat wij onze God voor de volle 100% in ons hebben en dat kan niet! Geen mens kan God zien en het overleven, laat staan de Allerhoogste voor de volle 100% in je hebben. Ieder van ons bestaat immers voor de volle 100% en dat is inclusief je kracht. Wanneer je aangeeft dat je niet 100% bent, wil je daarmee zeggen dat jij je niet lekker voelt of compleet; niet krachtig genoeg. Dat is bij onze God niet anders, hoewel Hij geen last heeft van krachtverlies of dergelijke. De volle 100% van onze God in je hebben, is onze God Zelf in je hebben.
Dan kan ik me nog een reden bedenken waarom u deze theorie onjuist en vals zou vinden en wel wat in Romeinen 10:14 tot en met 11:12 staat omschreven.
Na het lezen van deze passages, dacht ik dat de 2-huizen theorie hiermee zou zijn ontkracht. Ik heb het echter nog eens gelezen en het blijkt om iets anders te gaan dan ik in eerste instantie dacht.
In Romeinen 10 wil Sha’ul/Paulus duidelijk maken dat aan de kinderen van Israël, Adonai יהוה via Moshe/Mozes is geopenbaard. Onze God heeft Zijn handen naar ons, Israëlieten, uitgebreid, maar wij vonden het volgen van onze eigen wegen en gedachten belangrijker dan onze God onvoorwaardelijk en vol vertrouwen te gehoorzamen. Het Goede Nieuws, wat aan ons is verkondigd, hebben wij niet aangenomen. De profetieën getuigen dat dit stond te gebeuren.
Een volk wat eigenlijk geen volk is, een dom volk, zal worden gebruikt om Israël jaloers en toornig te maken. Zij, die niet naar יהוה vroegen; door hen heeft Hij Zich laten vinden en aan hen heeft Hij Zich geopenbaard.
In het aangehaalde hoofdstuk 11 wordt duidelijk dat Paulus niet heeft bedoeld dat onze God ons, Israëlieten, verstoten heeft. Paulus zegt dat hij immers zelf een Israëliet is, van de stam Benjamin. Hij wil hiermee zeggen dat hij wel gekozen heeft het Goede Nieuws te accepteren en niet langer zijn eigen weg en gedachte te bewandelen, maar יהוה onvoorwaardelijk en vol vertrouwen te gehoorzamen.
Paulus haalt vervolgens een geschiedenis aan en wel toen Elia de profeet tegen onze God zei dat het huis van Israël – waarmee het voormalig noordelijk gelegen koninkrijk wordt bedoeld – Gods profeten heeft vermoord, Zijn altaren heeft afgebroken en zijn (Elia) leven ook willen beëindigen. Elia zegt tegen onze God dat hij de enige is die onze God niet heeft verloochend.
Onze God beantwoordt Elia dan dat Hij voor Zichzelf nog 7000 mannen heeft die niet hun knieën voor de afgoden gebogen hebben. Met andere woorden, die onze God niet hebben verloochend.
Paulus zegt dan dat dit nu [in zijn tijd] ook het geval is. Niet iedereen van de kinderen van Israël – waarmee ieder stam wordt bedoeld – heeft enkel zijn eigen weg en gedachten gevolgd en niet iedereen van de kinderen van Israël zal zijn eigen leer of dat van mensen blijven volgen.
Paulus zegt dat de mensen die halsstarrig hun eigen leer/het leer der mensen wil blijven volgen, dat die dan een geest van diepe slaap van onze God hebben gekregen; zij begrijpen de profetieën niet. En door de openbaring van onze God aan de goyim [natiën] moeten wij [de halsstarrigen] ruw uit onze geestelijke slaap worden gewekt, door jaloezie. En hierdoor wordt gelijk aan de goyim genade gegeven: In plaats van te worden vernietigd, wordt hun de gelegenheid gegeven te worden gered. Dat is, wanneer zij dit aannemen. En als hierdoor – dat is, door de struikeling en val van deze geestelijk slapende Israël – rijkdom voor de goyim betekent, hoeveel temeer zal dan hun ontwaken en volheid betekenen.
Ik las in eerste instantie dat deze 7000 van het huis van Israël – het voormalig noordelijk gelegen koninkrijk – nu degene zijn die door Yeshua terug konden keren naar onze God en dat hier van een “scheiding” geen sprake is. Maar dat is niet wat hiermee wordt bedoeld. Deze 7000 mannen leefden weliswaar in koninkrijk Israël, maar zij werden niet gerekend tot diegene die met “lo-Ammi [niet mijn volk]” werden omschreven.
Yeshua heeft zijn leven voor iedereen gegeven. Niet enkel voor deze verloren schapen. Zijn bloed wordt in de geest gebruikt om voor ons verzoening te doen, en wel door hemzelf, de Hogepriester in de orde van Melchizedek. Echter, was het vooral belangrijk voor deze verloren schapen dat hij zijn leven zou geven, en wel om de reden die ik in dit artikel heb gegeven.
Ik hoop dat u wat aan dit artikel hebt gehad. Ik bid u liefde, wijsheid, kracht en energie toe tijdens uw studie.