Our Yeshua (Immanuël)

Een verzameling van onze studies
Home Artikelen Moadiem Over ons English

Home >> Artikelen " antithese" >> Wat is "Joods zijn"?

Wat is "Joods zijn"?

4 Chesjwan 5778 | 24 oktober 2017

Volgens de Joodse traditie moet de Messias joods1 zijn en lid zijn van de stam Juda (Genesis 49:10; Deuteronomium 17:15). Dit vertelt mij dat men een Jood omschrijft als iemand die het jodendom praktiseert en niet als iemand die een nakomeling is van de vierde zoon van Jakob, genaamd Juda.

1. Men verwijst hier naar het jodendom praktiseren. Religies worden niet met hoofdletters geschreven

Anders uitgelegd, stelt men dat de Messias een aanhanger van het jodendom moet zijn, wat naar mijn mening inhoudt dat de Messias de tradities en leringen moet hanteren wat binnen het jodendom gepraktiseerd wordt. Helaas heerst binnen het jodendom ook verdeeldheid en ik ben daarom best nieuwsgierig van welke stroming de Messias dan een aanhanger moet zijn en dus moet praktiseren? Helaas is men binnen het jodendom het niet altijd eens met elkaar. Het is zelfs zo dat enkele stromingen binnen het jodendom andersdenkenden zelfs als ‘niet (meer) Joods/niet echt joods’ bestempelen.

Zo ben ik ook geregeld tegengekomen dat iemand die Joods is, zegt van een priesterlijk geslacht te zijn. Ik ben ook tegengekomen dat iemand zegt van het priesterlijke en van het koninklijke geslacht te zijn. Een logische gedachte zou kunnen zijn: “Hoe kan dit nu, als de priesters de Levieten waren en de koningen Judeeërs en Efraïmieten waren? Wat is nu eigenlijk ‘Joods zijn’?” Het lijkt ingewikkelder dan het is.

De eerste hogepriester uit de kinderen van Israël is Aharon/Aäron. Hij en zijn zonen vormden de priesterkaste. Zij waren van de stam Levi.
Van ‘groot’ Israël was een man van de stam Benjamin, Sha’ul/Saul, de eerste koning. Daarna waren het twee mannen van de stam Juda. Toen splitste het koninkrijk in tweeën en kregen de nakomelingen van de twee mannen van de stam Juda het kleinste koninkrijk, wat “Judea” is gaan heten en een man en diens nakomelingen van de stam Efraïm kreeg het grotere koninkrijk wat “Israël” is blijven heten.

Van de stam Levi leefden de mensen onder de andere stammen. Zij hadden geen eigen grond toebedeeld gekregen. Hun erfdeel was onze God en de Levieten waren van onze God. De priesters onder de Levieten verbleven in het gebied van Juda, wat later koninkrijk Judea is gaan heten, waar het gebied van de stam Benjamin ook toebehoorde. De priesters verbleven in Juda/Judea omdat de Tempel daar stond.

Na de splitsing zijn velen van de andere stammen naar het zuidelijk gelegen koninkrijk verhuisd. Hoewel zij niet lid waren van de stam Juda, werden ook zij “Judeeërs” genoemd. Lees bijvoorbeeld Esther 2:5. Dit omdat zij inwoners waren van het koninkrijk Judea. Net zoals een inwoner van de Staat Israël “Israëliër” van nationaliteit is/kan zijn, maar geen “Israëliet” is/hoeft te zijn.

In het Hebreeuws heet Juda “Yehudah [jehoeda]”. Koninkrijk Judea is in het Hebreeuws “malchut Yehudah [malchoet jehoeda]”. Een man die lid is van de stam Juda wordt door ons “Judeeër” genoemd en in het Hebreeuws is dit “Yehudi [jehoedie]” en een inwoner van het koninkrijk Judea werd ook een Yehudi genoemd. Het meervoud van Yehudi is “Yehudim [jehoediem] (Judeeërs)”.

Het woord ‘Jood’ is afgeleid van Yehudi. Het woord ‘jodendom’ is in het Hebreeuws ‘yahadut [jahadoet]’ en dat betekent letterlijk: de godsdienst van de Yehudim (Judeeërs/Joden). En zo zien we dat het welzeker mogelijk is voor een Jood/Judeeër/Yehudi van de priesterlijke en van het koninkrijke geslacht te zijn.

Juda, zijn vader & grootvaders en zijn broers & zus waren Hebreeërs [Ivriem]. Dit betekent zowel een afstammeling van Ever [Eber/Heber] te zijn, als ook iemand die ‘over is gegaan’; zowel letterlijk als geestelijk. Zijn grootvader Abraham was de eerste die zowel letterlijk als geestelijk over is gegaan van zijn oude woonplaats, cultuur & goden naar een nieuw bestaan met maar 1 Levende & Ware God. Zijn zoon Izaäk volgde zijn voetsporen – of beter ‘bleef’ in zijn voetsporen – maar zijn kleinzoon Jakob moest zelf ook letterlijk, maar vooral geestelijk overgaan. En zo ook al zijn latere nakomelingen, de Israëlieten, vanaf ongeveer 440 jaar later.

Zoals vermeld hadden de Hebreeërs, de Israëlieten en dus ook de Yehudim [Joden], maar 1 God:

יהוה

Via Mozes hebben zij Gods Torah [Instructie; Leer] ontvangen, met daarin de mitswot [geboden/regels] en de choekim [wetten]. En dat geheel de nakomelingen van de vaderen Abraham, Izaäk & Jakob [Israël] hiervan zijn afgeweken – d.i. hebben gezondigd – dat heeft YHWH onze God van begin af aan voorzien (Deuteronomium 31:16).

God heeft ook gezegd dat de scepter van Juda [stamvader van de Joden en in deze vers wordt de stam/het huis Juda bedoeld] niet zal wijken, totdat Silo zal komen (Genesis 49:10). Vandaar ook dat door de afwijking van geheel de nakomelingen van Israël, alle stammen van Israël door יהוה zijn weggestuurd [diaspora], maar dat enkel die stammen, die het noordelijk koninkrijk genaamd “Israël” vormden, met een certificaat van scheiding door יהוה zijn weggestuurd; vanwaar dan ook over hen “Lo-Ammi” [Niet Mijn Volk] werd gesproken (Jeremia 3:8; Hosea 1:6-9; 2 Koningen 18:9-12).

Omwille van deze belofte aan Judeeërs en mede Gods belofte aan David, is Gods Torah onder de Judeeërs bewaard gebleven, hoewel men binnen dit koninkrijk (en tevens binnen de stam zelf) ook een scheve schaats is gaan rijden zoals in Deuteronomium 31:16 is voorzegt. Men gleed van Gods Instructie af en begon ook aan afgoden te offeren, net zoals het noordelijke koninkrijk. Nadat koninkrijk Judea in diaspora is gegaan en vervolgens 70 jaar weg zijn gebleven, kwamen de Judeeërs terug naar hun geboortegrond en hebben de Tempel opnieuw gebouwd, wat bij ons bekend staat als de Tweede Tempel. De Judeeërs werden door Babyloniërs meegenomen, die op hun beurt door de Meden en de Perzen werden veroverd. De invloed van het Babylonische cultuur is verworven geraakt met die van de Judeeërs. De taal was niet meer zuiver Hebreeuws; namen van maanden waren veranderd en gewoontes werden door de Judeeërs overgenomen. En dit is vandaag-de-dag nog zichtbaar onder de Judeeërs. [Lees ook eens artikel: "Yom Teruah_Rosh Hashanah"]

Samengevat is een Jood [Yehudi] geboren uit de stam Juda [Yehudah], of, volgens de Joodse traditie, ‘lid van de stam Juda’. En hoewel niet iedere Jood gelooft in de God van zijn voorvaderen en ook lang niet alle tradities & gewoonten heeft overgenomen, leeft het merendeel hier wel naar en gelooft wel degelijk; wat veelal inhoudt dat men het jodendom praktiseert.

Dat de voorouders van een Jood/Jodin in Judea hebben gewoond, mag duidelijk zijn. Echter, zij niet alleen! De stam Benjamin heeft daar ook gewoond en enkelen van de overige stammen zijn van het noordelijke koninkrijk naar het zuidelijke verhuisd, waardoor zij ook Judeeërs [Yehudim] werden genoemd (inwoners van het koninkrijk Yehudah). (Ezechiël 37:16)

Bijbels gezien is een Jood/Jodin:

  • Geboren uit de stam Juda.
  • Een inwoner van het koninkrijk (wat later een provincie werd van vele rijken) Judea.

Bijbels gezien is het volgende kenmerkend aan een Jood/Jodin:

  • Besneden van (naar het) hart [Jeremia 4:4; Deuteronomium 10:16; 30:6; Romeinen 2:28-29; Kolossenzen 2:11]
  • Houdt vast aan YHWH Gods Torah [Psalm 147:19; Romeinen 2:17-20; 3:1-2]
  • Looft (aanbidt) YHWH en verwacht geen lof van mensen, maar kijkt uit naar lof (goedkeuring) van God [Genesis 29:35; Romeinen 2:29]

Vandaag-de-dag (maar ook toen; kijk maar naar Ruth 1:16) is het zo dat iemand die niet uit de stam Juda geboren is en ook nooit de gewoontes & tradities van dit huis tot zich heeft genomen en hier daarom ook niet naar heeft geleefd, toch een Jood kan worden. Vandaag-de-dag houdt dit in dat zo iemand het jodendom bestudeert en hierin begeleid wordt door een rabbijn en uiteindelijk door middel van een mikweh (onderdompeling in een bad gevuld met grondwater) en Brit Milah (besnijdenis) een Jood kan worden. Dit zou een verklaring kunnen zijn dat binnen de Joodse traditie de Messias zowel joods als ook lid van de stam Juda (een Jood) moet zijn.

Een ander criterium volgens de Joodse traditie is dat de biologische vader van de Messias ook lid van de stam Juda moet zijn, omdat hij anders niet gerekend kan worden tot de stam Juda. Echter wordt binnen de Joodse traditie iemand daadwerkelijk als een geboren Jood/Jodin (h)erkend als de moeder ook een Jodin is. Hierbij maakt het niet uit of je een Atheïst bent en je nog nooit de Joodse godsdienst gepraktiseerd hebt. Ook in de ogen van de ultra-Orthodoxen wordt dit zo opgevat. Wanneer je vader een Jood is maar je moeder niet, dan wordt je niet tot de stam Juda gerekend en wordt je ook niet als Jood/Jodin erkend. “Een vader-Jood” wordt zo iemand ook wel genoemd. De Bijbelcitaten die deze traditie moeten bevestigen, zijn:
• Deuteronomium 7:1-5 • Ezra 10:2-5 • Ruth 1:16 (Vergelijk ook eens • Lukas 3:23-38)

Opmerkelijk vind ik het wel dat eenieder tot een Jood/Jodin wordt herkend en gerekend wanneer de moeder een Jodin is (en bij overleden zijn, was), behalve wanneer het om de Messias gaat. Daarbij gaat men voorbij aan wat er in Genesis 3:14-15 omschreven staat, evenals wat er in Jesaja 7:14 staat. Onderwerp van deze citaten is “haar”. Haar zera [nakomeling] zal die van de slang de kop vermorzelen en een “almah” [meisje; juffrouw (deftig); jonge ongetrouwde vrouw] zal zwanger worden. Het Hebreeuwse woord “almah” kan op dezelfde wijze naar “maagd” worden vertaald, als de Torah, wat “leer; instructie” betekent, naar “Wet” kan worden vertaald.

De aangehaalde citaat Deuteronomium 7:1-5 vind ik niet echt getuigen dat de afstamming bepalend is via de moeder. In dit boek en hoofdstuk wordt het verbod tot gemengde huwelijk gegeven en in vers 4 staat:

…want hij zal je zoon (of “kind”) van Mij doen wegnemen en zij (je zoon/kind en zijn/haar partner) zullen de goden van anderen gaan aanbidden.

In het Hebreeuws staat in plaats van “want hij”: ki-jasier כי-יסיר. Het woord ‘jasier’ staat in de 3e persoon, mannelijk enkelvoud toekomende tijd van het Hifil [oorzakelijke actie, actieve stem] werkwoord “hesier” wat “wegnemen” betekent en niet in de 3e persoon, mannelijk meervoud.

In Ezra 10:2-5 is te lezen hoe men hun uitheemse vrouwen en de daaruit geboren kinderen weg hebben gestuurd. Vanaf Ezra 9:1 is het in z’n context te lezen. Ikzelf vind dit meer getuigen van een tot inkeer komen van een gemeente, die het door ons eerder gelezen gebod alsnog willen gehoorzamen.

Ruth, een van Davids voorouders, wordt vaak aangehaald om hiermee aan te tonen dat de afstamming niet via de moeder kan lopen, omdat David dan ook niet tot een Jood (behorende tot de stam Juda) gerekend kan worden. En inderdaad, Ruth behoorde niet tot Israël (en dus ook niet tot de stam Juda) voordat ze Boaz trouwde. Echter is uit Ruth 1:16 te herleiden dat ze voorzeker van plan was (en het toen in haar hart al was) dat ze zich zou bekeren tot de godsdienst die bij de stam Juda behoorde. Hiermee zou ze niet alleen volgens onze huidige begrippen joods worden, maar ook een Jodin (behorend tot de stam/het huis Juda). Toen ze Boaz trouwde, was ze reeds een Jodin. Daarbij moet worden opgemerkt dat zij een voorouder van Davids vader was en niet van zijn moeder.

Als we dan naar Yeshua [Jezus] kijken, dan is hij geboren uit een Jodin. Mirjam [Maria] was van de stam Juda, uit het huis [van] David. Dit kunnen we uit het geslachtsregister, die Lukas heeft opgesomd (Lukas 3:23-38), herleiden. Lukas spreekt over “zoon van”. In het Grieks is het vertaald “huios”. Dit betekent “(adoptie)zoon; afstammeling”. Het Aramese woord “bar בר” en het Hebreeuwse woord “ben בן” betekenen beide “(adoptie)zoon; kleinzoon; schoonzoon; stiefzoon; student; volger”. Zo noemt een leerling zijn rabbijn “vader”. Matthéüs spreekt over ‘verwekken’ en haalt daarmee de zera [nageslacht] aan. Hij begint met ‘ben/bar/huios’ en hij eindigt hiermee, maar verder spreekt hij van ‘verwekken’.

Daarbij komt dat binnen de Joodse traditie iemand tot “een zoon van…” wordt gerekend, wanneer de man dit zegt. Dit kunnen we lezen in de Mishna Bava Batra 8:6 en in Bava Batra 134a. Dit gaat over de erfenis. M.a.w., toen Yosef/Jozef volgens de wet Yeshua kwam brengen voor diens besnijdenis, heeft hij zijn naam genoemd aan het huis. Yosef was de echtgenoot van Mirjam en volgens Mattheüs 1:1-16 ook een Jood, geboren uit het huis [van] David. Overeenkomstig de Mishna werd hij geloofd toen hij zei: “Dit is mijn zoon”, waarbij hij aan wilde geven dat Yosef Yeshua en zijn moeder in zijn huis heeft opgenomen. Yeshua is door Yosef geadopteerd en ‘adoptie’ is ook Bijbels terug te vinden. Denk bijvoorbeeld aan Jakob, die zijn kleinzonen Efraïm en Manasse heeft geadopteerd. Onlogisch daarom om voor de Messias een uitzondering te maken door te claimen dat alleen hij een biologische vader moet hebben die lid is van de stam Juda. Daarbij is dit overeenkomstig Genesis 3:14-15 en Jesaja 7:14 tegen de TeNaCH ingesproken.

In artikel "Kan Yeshua/Jezus wel “de Koning van Israël” zijn?" gaan we kijken wat dit voor Yeshua betekent.