Home >> Artikelen " antithese" >> Geen Menselijke Offers!
Een rabbijn heeft eens beweerd:
“Een man kan geen verzoening doen voor de zonden van anderen! De schriften vertelt ons in geen enkele wijze dat een onschuldig man kan worden gedood om hiermee verzoening te doen voor de zonden van degene die gezondigd hebben. Zo'n berichtgeving is volkomen tegenstrijdig aan de leringen van de Joodse geschriften.”
Laten we deze bewering eens onderzoeken.
De bewering van de rabbijn begint met: “Een man kan geen verzoening doen voor de zonden van anderen!”. Reactie:
“Hoe verantwoordt u de volgende passages in de Torah?
- Shemot [Exodus] 28:36-38 Aharon [Aäron] moet de ongerechtigheden dragen van de Israëlieten.
- Vayikra [Leviticus] 6:18-19 [6:25-26) De priester die het zondoffer offert, moet het ook eten.
- Vayikra [Leviticus] 10:16-17 Moshe [Mozes] werd kwaad op twee priesters (twee zonen van Aharon) omdat die de zondoffer niet hadden gegeten, maar het had laten opbranden. “Opdat jullie de ongerechtigheden van de gemeenschap zouden dragen, om daarover verzoening te doen voor het aangezicht van יהוה”
De aangehaalde passages geven aan dat de bewering niet terecht is. Sterker nog, de priester was verplicht de zonden van anderen tot zich te nemen; met zich te dragen; verzoening te doen voor niet enkel een persoon, maar voor het gehele volk!
Vervolgens stelt de rabbijn dat een onschuldige man niet kan worden gedood om hiermee verzoening te doen voor de zonden van degene die gezondigd hebben. Hierbij doet de rabbijn overkomen dat Yeshua [Jezus] ‘zonder eigen vrije wil is opgepakt’. Yeshua heeft zijn leven gegeven om dat van zijn volk te redden en ook dit is niet onherkenbaar in de TeNaCH; evenals het willen offeren van onschuldige mensen:
In Shemot [Exodus] 32:33 staat dat eenieder die gezondigd heeft, dat die uit het Boek des Levens zal worden geschreven. Hoezeer oprecht Moshe [Mozes] was om zichzelf te geven, kon dit door Adonai יהוה niet worden geaccepteerd, vanwege het feit dat Moshe gezondigd had. Moshe was een (zeer) goede bemiddelaar en onderwijzer. Via hem heeft Adonai יהוה de Ohel Mo'eed [Tent van Vastgestelde Tijden] onder ons gebracht. In de Ohel Mo'eed en in de eerste Tempel was God onder ons aanwezig d.m.v. een wolk boven het verzoendeksel in het Heilige der Heiligen. Bij zowel de Ohel Mo’eed als de Tempel moest men voor Gods aangezicht offeren, wat via een priesterkaste in de order van de Levieten gebeurde en ook voor Moshe was dit nodig, wegens zijn zonde.
Vandaag de dag gebeurt dit door haCohen [de Priester] in de orde van Malki-Tsedek [Melchizedek] (Tehillim/Psalmen 110; Zechariah/Zacharia 6) en dat is maar goed ook:
Moshe [Mozes] heeft verteld dat Adonai een profeet zou doen opstaan, gelijk als Moshe. Moshe vertelde ons dat wij naar deze profeet moesten luisteren, omdat onze God anders rekenschap met ons zou afleggen (D'varim [Deuteronomium] 18:15-19).
Om aan te geven dat Yeshua niet kan worden geaccepteerd als 'onze offer', worden de volgende passages uit de Bijbel aangehaald om hiermee aan te geven dat onze God menselijke offers niet accepteert:
Al het leven behoort Adonai יהוה onze God toe! Je kunt ze niet van hun eigen vrije wil ontnemen! Wij zijn Gods eigendom en geen eigendom van elkaar!
* Ieder persoon die onrechtvaardig is, kan bekering doen waardoor hij niet hoeft te worden gedood. Sterker nog, God zal zijn onrechtvaardigheden dan niet meer herdenken (Yechezkel [Ezechiël] 18:21-23).
Yeshua gaf zijn leven voor een compleet volk. Niet slechts voor één persoon en ook niet enkel voor zijn vader. Ook dit is in de TeNaCH terug te vinden:
Deze “hij” wordt een paar hoofdstukken eerder “dienaar/dienstknecht van God” genoemd, die door God Israël” werd genoemd. “Israël” betekent: Met God en mensen hebben geworsteld en het hebben overkomen (of 'overwonnen', of 'overleefd'). En in vers 1 van dit hoofdstuk wordt hij “arm van Adonai” genoemd.
Men beweert dat met “Israël” de 12 (of 13) stammen bedoeld wordt en dat het volk Israël metaforisch deze “hij” en “hem” in Yeshayahu [Jesaja] 53 is. Dit is echter tegen de TeNaCH, tegen Gods woord in! Ieder individu is verantwoordelijk voor zijn/haar eigen daden, wat inhoudt dat de persoon zelf naar de priester moet gaan met zijn/haar offer om verzoening voor zich te laten doen. En zo moet ook geheel het volk naar de priester gaan om door hem verzoening voor het volk te laten doen. Nergens vinden wij in de TeNaCH dat het goedgekeurd wordt dat een persoon – laat staan een compleet volk – zichzelf mag kastijden en zijn/haar ziel bloot mag stellen aan de dood om daarmee verzoening te doen voor zijn/haar eigen zonden!
Bekijk nu eens de volgende verzen:
Yeshua was geen kind toen hij aan haEts [het hout; de tak; de boom] werd genageld. Daarbij komt dat zijn lichaam niet meer onschuldig was, nadat de zonden van ons allen op hem kwam.
Dit neemt niet weg dat er wel degelijk geen gehoor aan Gods gebod, te lezen in Shemot [Exodus] 23:7, is gegeven, toen Yeshua werd veroordeeld. Het volk riep dan ook in antwoord aan Pontius Pilatus: “Zijn bloed is op ons en op onze kinderen”. Echter, zoals Yeshayahu hanavi [Jesaja de profeet] heeft geprofeteerd in hoofdstuk 53 vers 12, heeft Yeshua voor ze gebeden (Lukas 23:34).
Neem het volgende eens in ogenschouw:
“God is tegen mensenoffers, geofferd aan afgoden. God is ook tegen mensenoffers wat tegen hun vrije wil in gaat. God eist echter mensenoffers door zijn mitswot [geboden] te gehoorzamen, zelfs wanneer dit je leven kost. Dit moet dan wel geschieden overeenkomstig onze eigen vrije wil en dat is dan ook waarom de keuze tussen de zegen en de vloek is gegeven (D'varim [Deuteronomium] 11:26-28).
Dan als laatste nog de bewering van de rabbijn dat zo'n berichtgeving volkomen tegenstrijdig is aan de leringen van de Joodse geschriften. We halen enkele passages uit de Joodse geschriften aan, te beginnen met Mechilta, 72b:
“The atonement of suffering and death is not limited to the suffering person. The atoning effect extends to all the generation. This is especially the case with such sufferers as cannot either by reason of their righteous life or by their youth possibly have merited the afflictions which have come upon them. The death of the righteous atones just as well as certain sacrifices.”
Dan halen we Sotah, 14a & Berachoth 32a aan:
“And he bore the sins of many” (Isa- 53 12), because of his offering himself as an atonement for Israel's sin with the golden calf, being ready to sacrifice his very soul for Israel, when he said, “and if not, blot me, I pray thee, out of thy book (that is, from the Book of the Living), which thou hast written” (exod- 32 32).”
Als laatste halen we Mechilta, 2a; Mishna Negaim 2.1 aan:
“This readiness to sacrifice oneself for Israel is characteristic of all the great men of Israel, the patriarchs and the Prophets acting in the same way, whilst also some Rabbis would, on certain occasions, exclaim, "Behold, I am the atonement of Israel"
Het komt wel degelijk voor in de lering van de Joodse geschriften.