Our Yeshua (Immanuël)

Een verzameling van onze studies
Home Artikelen Moadiem Over ons English

Home >> Artikelen " antithese" >> Wat is de Tempel en wanneer wordt deze herbouwd?

Wat is de Tempel en wanneer wordt deze herbouwd?

7 Chesjwan 5778 | 27 oktober 2017

Een van de belangrijkste gebeurtenissen, als de Messias er is, zal zijn dat de Tempel weer zal worden herbouwd. Ezechiël 37:26-27 is een passage uit de TeNaCH wat ons dit doet vertellen. Wanneer dan blijkt dat er een persoon is die zichzelf ‘de Messias’ noemt, of door zijn volgers als ‘de Messias’ wordt benoemd en die niet de Tempel heeft herbouwd, dan kan het in de ogen van de meesten niet anders zijn dan dat zo iemand als “vals” moet worden omschreven en behandeld.

Shimon, die overeenkomstig de Arameese taal door rabbijn Akiva Bar-Kochba [Zoon van de Ster] werd genoemd, was zo’n man. Shimon was een verzetsleider van de stam Juda (een Joodse verzetsleider dus). Hij leidde de naar hem vernoemde Bar Kochba-opstand tegen het Romeinse Rijk, met diens keizer Hadrianus, in de jaren 132 tot 136 GJ [Gewone Jaartelling]. Shimon werd door sommige Joden, waaronder rabbijn Avika, als de messias gezien. Met Bar-Kochba verwees rabbijn Avika naar Numeri 24:17, waarin staat dat een ster uit Jakob op zal komen. Ook verwees hij naar de mensenzoon uit het boek Daniël.

Volgens latere generaties Joden bleek dit een pijnlijke vergissing van rabbijn Avika te zijn. Niet alleen faalde Shimon in zijn verzet tegen het Romeinse Rijk, om de Tempel te kunnen herbouwen die in het jaar 70 GJ werd vernietigd; het werd voor Joden zelfs verboden in Jeruzalem te komen en ook mochten de Joden hun geloof niet meer belijden. Geen Shabbat, geen Brit Milah [besnijdenis], niet meer de naam van onze God, יהוה, uit mogen spreken … enz. Gelukkig bleek het geloof van de Joden niet uit te wissen. In geheel het Romeinse Rijk stonden tal van Synachoges waar uit de boeken van Moshe [Mozes] voor werd gelezen. Shimon werd echter niet meer herinnerd als Bar-Kochba, maar als Bar-Kozba, “zoon van de leugens”.

Volgens de meeste Joden bleek er nog een man te zijn die als de messias werd herkend, maar ook niet de Tempel in zijn tijd heeft herbouwd. Om de meest simpele reden dat de Tempel in zijn tijd er nog stond en hierin gewoon dienst werd gedraaid. Sterker nog, ongeveer 70 jaar na zijn overlijden werd te Tempel verwoest. De naam van deze man: Yeshua [jesjoea/Jezus].

Hoe zit het nu? Hebben beide mannen inderdaad gefaald? Hadden zij in hun tijd te Tempel moeten herbouwen, of was dit bestemd voor latere tijden? Wat heeft onze God via Zijn profeten ons willen zeggen? Hebben de beide mannen het niet begrepen, of begrijpen wij het niet?
Laten wij in de TeNaCH1 gaan kijken wat wij over de Tempel kunnen vinden, om hierachter te komen.

1. Wordt vaak vertaald naar Oude Testament. Het staat echter voor Torah Nevi'im, K(CH)etuvim: Instructie, Profeten, Schriften.

Ezechiël 37
Ezechiël 37 is een hoofdstuk wat gaat over de hereniging van alle stammen van Israël.

In het toekomende koninkrijk zullen er geen twee koninkrijken bestaan – het grote noordelijke, bestaande uit 10 stammen van Israël en het kleinere zuidelijke, bestaande uit 2 stammen van Israël – maar er zal 1 koninkrijk zijn met maar 1 koning.

Het is ADONAI2 יהוה, onze God, Zelf die hier via Zijn profeet Ezechiël spreekt. Degene die in de ogen van onze God dood zijn, beenderen die her en der liggen en geen vlees en ook geen ruach [roe’ach = wind; adem; geest] hebben, worden weer uit hun benarde posities bevrijd. Beenderen komen weer aan elkaar, vlees en pezen en alles wat erin en eraan hoort komen over deze beenderen heen en om ze daadwerkelijk ‘levend’ te maken, wordt de ruach in hun geblazen. In ditzelfde hoofdstuk wordt uitgelegd, wat onze God met dit beeld bedoelt. Dit blijkt “heel het huis Israël” (Ezechiël 37:16b) te zijn die in de ogen van onze God als dorre beenderen wordt gezien.

2. Letterlijk: “Mijn Heren”. In relatie tot God: "Grote, Verheven Heer"

Vanaf vers 16 wordt duidelijk dat onze God niet enkel de tot het jodendom bekeerde Israëlieten heeft bedoeld die in het toekomende koninkrijk zullen wonen. De Israëlieten, die Juda’s metgezellen zijn, zijn de mensen die van het voormalig noordelijk gelegen koninkrijk naar het zuiden zijn verhuisd en in het koninkrijk Judea zijn gaan wonen. En zo wordt met “Voor Jozef, het stuk hout van Efraïm, en van heel het huis van Israël, zijn metgezellen” het voormalig noordelijk gelegen koninkrijk bedoeld.

Onze God legt uit dat Zijn knecht David voor eeuwig hun nasi’ zal zijn (Ezechiël 37:25). “Nasi’” betekent “degene die opgeheven/gerezen is” en het betekent ook: chef; prins; kapitein; leider. Nasi’ komt van het stamwoord nasa, wat in actieve werkwoord “optillen; dragen; ondersteunen; volhouden; verdragen; nemen; wegnemen; wegdragen; vergeven” betekent. Een vers eerder legt onze God uit dat Zijn dienstknecht David hun koning [mèlech] zal zijn. (Voor Ezechiël 37:24-25, lees Psalmen 110 en Zecharia 6 eens.)

Onze God eindigt in dit hoofdstuk [Ezechiël 37] met zeggen dat Hij met de inwoners van dit koninkrijk een verbond van vrede [briet sjalom] zal sluiten en dat onze God Zijn Heiligdom [Mikdasjie = Mijn Heiligdom] in hun midden zal zetten tot in eeuwigheid. Onze God zegt dat Zijn verblijfplaats [Misjkanie = Mijn Verblijfplaats] bij hen zal zijn.

We hebben in dit hoofdstuk twee woorden die naar de Tempel kunnen verwijzen:

  1. Mikdash [miekdasj] מקדש
  2. Mishkan [miesjkan] משכן

Mikdash betekent “gewijde plaats; heiligdom; heilige plaats”. We zullen passages aanhalen waarin dit woord nog meer voorkomt.
Mishkan betekent “woonplaats; verblijfplaats”. In onze Bijbelvertalingen is het naar Tabernakel vertaald.

De letters mem מ – koef ק – dalet ד – sjien ש, die gezamenlijk het woord miekdasj vormen, vormen ook het woord moekdasj, wat gewijd; opgedragen; bestemd; geheiligd, heiligverklaard, afgezonderd betekent. Het woord mikdash komt ook in Exodus, Leviticus, Ezechiël en Amos voor.

Exodus 15:17
Mikdash wordt verwezen naar Gods Berg, een plaats die gemaakt is voor Gods woonplaats en die Gods Handen heeft gevestigd en waar het volk Israël zal worden geplant. Dit is een stukje van een lied dat wordt bezongen door het volk, nadat ze door onze God zijn verlost van de achtervolging van de farao en zijn leger.

Exodus 25:8
Hier verwijst Mikdash naar de ohel mo’eed אוהל מועד [Tent der Vastgestelde/Apart gezette Tijden], die op het punt stond te worden gemaakt. Via Mozes vraagt onze God naar een vrijwillige bijdrage, waar de ohel mo’eed van wordt gemaakt.

Leviticus 16:33
Hier wordt Mikdash “heilig” genoemd en wordt verwezen naar het Heilige der heiligen, wat zich in de ohel mo’eed bevindt. Leviticus 16 gaat over Yom Kippur [jom kippoer]: De Dag van de Verzoening.

Leviticus 21:12
Mikdash verwijst hier naar de ohel mo’eed, waar de priester, die gezalfd was, niet uit mocht komen om deze te ontheiligen. Zelfs niet als het om het overlijden van zijn vader en/of moeder ging.

Ezechiël 48:8,10
In een visioen ziet de profeet van onze God de Mikdash te midden van een hefoffer liggen dat moet worden gebracht. Het zal aan Juda’s territorium grenzen.

Amos 7:13
Mikdash wordt hier verwezen naar het huis van de koning van Israël (het voormalig noordelijk gelegen koninkrijk).

Uit de aangehaalde passages blijkt dat Mikdash de plaats, het gebied, de tent, het huis is wat apart is gezet – is geheiligd – om voor een verblijfplaats van ADONAI יהוה, onze God te zijn. De koning van Israël uit Amos 7 durft zelfs zijn verblijfplaats ‘gewijd gebied’ te noemen.

Uit deze passages blijkt dat het niet 1 specifiek plaats is. De ohel mo’eed bevond zich immers in het midden van het volk Israël, die zich in de woestijn/wildernis bevonden en niet in het Beloofde Land. Trekkende door deze woestijn gingen ze van plaats naar plaats. Het is derhalve logisch Mikdash naar Tempel te vertalen, maar dat is niet wat er met Mikdash in eerste instantie wordt bedoeld.

In Ezechiël 37:26 wordt er verwezen naar Gods Heilige plaats [Mikdash] wat tot in eeuwigheid in het midden van het volk Israël zal zijn en dat deze Gewijde plaats [Mikdash] Gods verblijfplaats [Mishkan] zal zijn. Natuurlijk denken wij dan aan Beit HaMikdash, wat letterlijk gelezen Huis Het Heiligdom betekent.

Haggaï
Het boek Haggaï bestaat uit 2 hoofdstukken. Dit boek gaat over het herbouwen van Gods Huis. Hiermee wordt de tweede Tempel bedoeld en het Hebreeuwse woord wat hiervoor wordt gebruikt, is bait בית. Of, beter gezegd: Bait JHWH בית יהוה “Huis [van] JHWH”.

Ezechiël 43:1-7
Eigenlijk begint dit hoofdstuk bij no. 40, waar wij kunnen lezen dat de profeet Ezechiël ‘in de geest’ wordt meegenomen (hij heeft een visioen).
In hoofdstuk 43 vertelt Ezechiël ons dat hij naar een poort wordt geleid dat naar het oosten uitkijkt. Hij vertelt ons dat vanuit het oosten Kevod Elohei Jisra’el kwam, met een geluid als vele wateren en hij vertelt dat de aarde verlicht werd door mikevodo.

“Kevod” betekent “Glorie, Heerlijkheid; Eer; Glorieus, Roemrijk; Overvloed".
“Mikevodo” bestaat uit het voorzetsel mi, wat hier naar “vanwege” kan worden vertaald en wat voor het woord “kevod” is geplaatst en uit het bezittelijk voornaamwoord o, wat naar “zijn” moet worden vertaald, wat achter het woord “kevod” is geplaatst.

Ezechiël zegt dat door dit poort Kevod יהוה het Huis binnenkwam en dat hij door een geest werd opgetild en naar het binnenste voorhof werd gebracht, waar hij zag dat Kevod יהוה het Huis vulde. Ezechiël vertelt dat hij mihabait [vanuit het Huis] een stem hoorde dat tot hem sprak dat dit de plaats van Zijn Troon en de plaats van Zijn voetzolen is, waar Hij voor eeuwig te midden van de kinderen van Israël zal verblijven. Er wordt Ezechiël op het hart gedrukt dat zij [de kinderen van Israël] niet meer sjem kadosjie [Mijn Heilige Naam], mogen verontreinigen.

Zacharia 6:9-15
In deze aangehaalde passage kunnen wij lezen dat een man, die “Tsemach” [Spruit; Groei; Tak] wordt genoemd, uit zijn plaats zal jietsmaach [uitspruiten; op schieten] en dat hij het is die Heejchal JHWH [Paleis van JHWH] zal bouwen/herbouwen (het Hebreeuwse woord bana betekent zowel bouwen als herbouwen). We lezen dat het deze man, genaamd Spruit/Groei/Tak, is die op zijn troon zal zitten en heersen [HaMelech, HaMashiach] en vanaf deze troon een priester zal zijn [HaCohen, HaMashiach]. David, die zelf koning is geweest van alle stammen van Israël, bezong dit in een van zijn psalmen: Psalm 110. Zacharia 6:15 eindigt met de mededeling dat men van verre zal komen om aan Heejchal יהוה te bouwen.

Dat een man zowel priester als koning zal zijn die de Allerhoogste God zal dienen, is al eens eerder gebeurd. Dit kunnen wij lezen in Genesis 14:18. Dat dit weer staat te gebeuren, is overeenkomstig de woorden van de schrijver van het boek Prediker [Hebreeuws: Kohelet].

Prediker 1:9
Wat er geweest is, dat zal er weer zijn. Wat er plaatsvindt, dat zal weer plaatsvinden. Er is niets nieuws onder de zon.
Uit: Herziene Statenvertaling
Prediker 3:15
Wat er is, was er al, en wat er zijn zal, is er al geweest. God zoekt wat voorbijgegaan is.
Uit: Herziene Statenvertaling

De Tempel is een Paleis wat een Gewijde/Heilige Verblijfplaats van ADONAI יהוה, onze God, zal zijn. Het wordt gebouwd/herbouwd door een man die Tsemach wordt genoemd en hij wordt hierbij geholpen door mensen die van ver komen. Het is deze Tsemach die zowel koning als priester zal zijn en wel in de orde van Malki-Tsedek [Melchizedech: Rechtvaardige Koning]. Het herbouwen vindt pas plaats, nadat alle stammen weer terug zijn vergaderd naar het land van hun voorouders en nadat recht over de aarde is uitgesproken.

In het boek Haggaï hebben wij kunnen lezen dat onze God van de Judeeërs [jehoediem/Joden] heeft verlangd – geëist – dat ze eerst aan Zijn Huis werken en dan pas aan die van hun eigen. Ik ben van mening dat dit in de toekomende tijd ook zo zal zijn. Eerst werken aan Gods Huis en dan pas aan die van ons.

Onze God heeft via Zijn profeten veel aan ons verteld en uitgelegd. Wij waren (en eerlijk gezegd, zijn nog steeds) meer bezig met onze eigen wensen en zintuigen, die wij meer liefhadden dan de woorden van onze God. Dit is wat ons heeft blind gemaakt.

Zoals in het begin van dit artikel is vermeld, wordt er gelet op de persoon die zichzelf de Messias noemt (of door anderen als de Messias wordt genoemd), of deze wel aan alle eisen, die in de Schriften staan vermeld, voldoet. We weten twee mannen die zo’n 2000 jaar geleden de titel de Messias droegen, dan wel opgespeld kregen. De een heette Shimon en de ander heette Yeshua [Jezus].

Yeshua moet ergens tussen het jaar 7 en het jaar 5 vGJ [voor Gewone Jaartelling] zijn geboren. De plaats van zijn geboorte was Beit-Lechem [Broodhuis]. Dit was de plaats waar de dieren, bestemd voor offeren in de Tempel, werden gehouden. Wanneer hij werd geboren, is niet bekend. Daarover staat geen vermelding in de Bijbel. Ik acht twee theorieën als mogelijk: De eerste dag van het Loofhuttenfeest en de eerste dag van de Bijbelse Eerste Maand; de maand waarin Pesach [Pascha] en het feest van de ongezuurde broden wordt gevierd. De eerste dag van de Bijbelse Eerste Maand, die de ware rosj hasjana [nieuwjaarsdag] is.

Met Yochanan [Johannes] de onder dompelaar als getuige (en waarschijnlijk meer mensen die erbij stonden), deed Yeshua mikweh [rituele reiniging door onderdompeling] in de rivier De Jordaan, waarna hij gezalfd werd door middel van Ruach HaKodesh [De Apart gezette Wind/Adem/Geest]. Als de gezalfde profeet, waar Mozes het over heeft gehad, leerde hij zijn volgers de Schriften en vertelde hij het volk de Woorden die onze God hem opdroeg te vertellen. Als de gezalfde priester in de orde van Malki-Tsedek droeg hij de ongerechtigheden van zijn volk (en tevens die van ieder vreemdeling die onder/te midden van het volk Israël leefden, maar ook die door naar zijn voetstappen te richten/hem te volgen ingeënt zijn, geadopteerd zijn tot het volk Israël). Als gezalfde koning wist hij dat zijn tijd als koning nog niet was aangebroken.

Hoewel een man door God wordt gezalfd tot koning, of tot priester, of tot profeet, treedt de man niet eerder op als koning over zijn volk, dan wanneer hij door het volk als zodanig wordt herkend en gezalfd. David is hier een voorbeeld van. Via Gods profeet Shmu’el [sjmoe’el Samuël] werd David door God tot koning gezalfd. David trad pas daadwerkelijk op als koning, toen hij door het volk als hun koning werd uitgeroepen en gekroond.

Yeshua is de man die Tsemach wordt genoemd; de man die Immanu’el [God is met ons] wordt genoemd; de man die Yisra’el [met God en mensen hebben geworsteld en het hebben overkomen] wordt genoemd; de man die David wordt genoemd.
Yeshua is de man die door onze God tot profeet, priester en koning is gezalfd.

Als profeet en priester heeft Yeshua zijn werk al gedaan (en als priester doet hij dit nog steeds).
Als koning zit hij ter rechterzijde van de Almacht en wacht totdat onze God zijn vijanden aan zijn voeten heeft gelegd. Overeenkomstig de profetieën kan Yeshua als HaMashiach niet eerder HaMelech HaMashiach zijn werk doen, dan wanneer het volk hem zegent, hem tot hun koning uitroept en kroont en hem begroet met de woorden:

ברוך הבא בשם יהוה ברכנוכם מבית יהוה

baroech habaa’ b’sjeem JHWH beerachnoechem mibeit JHWH

Gezegend is degene die komt in de naam [van] JHWH, we zegenen u vanuit het huis [van] JHWH.
__ Psalmen 118:26

En dit is wat Yeshua ook heeft gezegd tegen het volk:

Matthéüs 23:37-39
Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild! Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten. Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!
Uit: Herziene Statenvertaling