Our Yeshua (Immanuël)

Een verzameling van onze studies
Home Artikelen Moadiem Over ons English

Home >> Artikelen "Torah" >> De Naam van onze God. Mogen wij Zijn Naam eigenlijk wel uitspreken?

De Naam van onze God.

Mogen wij Zijn Naam eigenlijk wel uitspreken?

29 Tevet 5779 | 6 januari 2019

Onder christenen en binnen het Jodendom hoor je veel dat het niet is toegestaan de naam van onze God, de God van onze voorvaderen Avraham, Yitschak en Ya’akov, uit te spreken. Er wordt dan gezegd/geleerd:

“Enkel de cohen hagadol [hogepriester] mocht één keer in het jaar, op Yom HaKippurim [de Dag der Verzoeningen] in het Kodesh HaKodashim [Heilige der Heiligen] de Naam van onze God uitspreken. Dat was het enige moment dat hij dat mocht doen. Verder was het voor hem, evenals voor iedereen, verboden de Naam van Eloheinu [onze God] uit te spreken.”

"Gods Naam is te heilig voor ons uit te spreken", wordt er geleerd. Ook wordt er gezegd dat dit in de Bijbel/TeNaCH staat dat alleen de hogepriester Gods Naam uit mocht spreken en dan enkel een keer in een jaar.

Dat gaf voor mij de reden eens goed in de Bijbel/TeNaCH te lezen en op te zoeken waar het staat. Temeer ook omdat in de Hebreeuwse vertaling Gods Naam afgebeeld staat en in enkele vertalingen zelfs met de volledige klinkertekens.

Ik heb mijn bevindingen in dit artikel als volgt ingedeeld:

Inhoudsopgave

Gods Naam in het Hebreeuws

In het Hebreeuws wordt de Naam van onze God gevormd door de letters Yod י – Hee ה – Vav/Waw ו – Hee ה (gelezen van rechts naar links) en in de Hebreeuwse Bijbel (de TeNaCH: het Oude Testament in Christelijke Bijbels) staat onder de Yod een Sh’va en onder de Vav/Waw staat een Kameets.

יְהוָה

De Sh’va ziet eruit als een /:/ onder de letter. Het is een stille klinker en neemt de klank van de letter over waaronder het is geplaatst. Als we de letter Yod uitspreken, horen we /je/.
De Kameets ziet eruit als een klein tafeltje onder de letter en de klinker is een verlengde /a/. Wanneer het echter in een gesloten lettergreep is geplaatst, is de klinker een /o/ en heet de klinker Kameets Chatoef.

We zouden nu denken dat het tafeltje onder de Vav/Waw in een gesloten lettergreep is geplaatst, omdat de Hee aan het einde staat. Echter is de Hee een stille letter en wordt aan het eind van een woord meestal niet uitgesproken, tenzij er een /./ in de letter is geplaatst. Het tafeltje is hier een Kameets en wordt in combinatie met de letter Hee aan het eind een Kameets Hee genoemd. Dit betekent dat de klinker een verlengde /a/ is.

Als we deze combinatie nu uit proberen te spreken, krijgen wij een Hebreeuws woord/naam wat grammaticaal gezien niet kan: /jehva/ of /jehwa/. Er mist nog een klinker.
Een geleerde in Bijbelse studies, afgestudeerd aan de universiteit in Jeruzalem, heeft met een team naar schriften gezocht waarin Gods Naam met alle klinkers voorkomt. Waar ze naar zochten is naar de ontbrekende klinker. Inmiddels hebben ze 6000 schriften gevonden waarin Gods Naam met alle klinkers erin staat geschreven en hebben ze ook tien rabbijnen gevonden die hebben aangegeven/gezegd wat de Naam van onze God is. Het ontbrekende klinker is de klinker dat boven de eerste Hee moet staan en het is de Cholem wat een verlengde /o/ is.

יְְהֹוָה

Wanneer in het Hebreeuws een klinker kort of lang is, dan wordt daarmee bedoeld dat de klinker iets langer wordt uitgesproken. Dit is anders dan in onze taal. Als wij de “a” langer maken, plaatsen wij daar nog een “a” achter: “mak” - “maak”. Evenzo met de “o”: “pot” - “poot” en de “e”: “met” - “meet”.
In het Hebreeuws is dit meer als met een muzieknoot. Bij een korte klinker spreek je het als het ware met een kwart tel uit en bij een verlengde/lange klinker als het ware met een hele tel.

In het Hebreeuws valt de klemtoon op de laatste lettergreep, tenzij anders vermeld (dat is, bij uitzonderingen).

/Jehova/ of /Jehowa/

Over Yom HaKippurim [Dag der Verzoeningen] in de Bijbel

Dat de hogepriester één keer in het jaar in het Heilige der Heiligen kwam om verzoening voor zichzelf en voor het volk te doen, is inderdaad in de TeNaCH/OT opgeschreven. Dit kunnen we lezen in Leviticus/Vayikra 23:27-32 en in Numeri/B’midbar 29:7-11, maar het meeste nog in Leviticus/Vayikra 16.

In Leviticus/Vayikra 16 staat uitvoerig omschreven wat de hogepriester op Yom HaKippurim moest doen en wanneer. Het volk waarvoor hij het deed, bestond niet enkel uit de afstammelingen van de 12 stamvaders, maar ook uit iedere vreemdeling of inwonende die zich onder hen begaf.

Via Moshe [Mozes] legt Yehovah, onze God, aan Aharon [Aäron] uit dat hij niet zomaar in het Heilige der Heiligen, voor het Kapporet [verzoendeksel] dat op de Aron [Ark] lag, mocht stappen, omdat onze God daar in een wolk zal verschijnen op het verzoendeksel.

Er staat in Leviticus 16 uitvoerig omschreven wat de hogepriester moest doen en in welke volgorde en er wordt specifiek bij vermeld dat eenieder die zijn vader tot hogepriester opvolgt, dat voor hem dan uiteraard hetzelfde geldt.
Wat er echter niet in vermeld staat, is dat dan de enige plaats en tijd is voor de hogepriester – en dan enkel voor de hogepriester – de naam van onze God uit te spreken. Wel staat er dat wanneer de hogepriester verzoening doet, dat dan niemand anders daar aanwezig mag zijn, ook de cohanim [priesters] niet. Ook in het andere hoofdstuk van Leviticus vinden we niet terug dat Gods Naam niet mocht worden uitgesproken, zo ook niet in Numeri.

De Naam van onze God doen vergeten

Wat wel in de Bijbel staat, is dat men ervoor zal zorgen dat de Naam van onze God zal worden vergeten; dat die niet meer uit zal worden gesproken.

In Jeremia/Yirmeyahu 23 staat uitvoerig omschreven dat het onze God pijn doet dat priesters, profeten (dus ook leraren van Zijn Woord) beweren door onze God te zijn gezonden om een woord te verkondigen, maar dat dit helemaal niet zo is! Feitelijk profeteren en leren zij het volk hun eigen ideeën, begeertes en wensen, maar niet de woorden en instructie van onze God. Zodoende leiden zij Gods volk van onze God af, waardoor het volk uiteindelijk Gods Naam niet meer weet … en die dan ook niet meer uitspreken.

Vers 27 uit Jeremia/Yirmeyahu 23

Zij denken Mijn volk Mijn Naam te doen vergeten door hun dromen, die zij elkaar vertellen, zoals hun vaderen Mijn Naam vergeten hebben door de Baäl.
הַחֹֽשְׁבִ֗ים לְהַשְׁכִּ֚יחַ אֶת־עַמִּי֙ שְׁמִ֔י בַּֽחֲל֣וֹמֹתָ֔ם אֲשֶׁ֥ר יְסַפְּר֖וּ אִ֣ישׁ לְרֵעֵ֑הוּ כַּֽאֲשֶׁ֨ר שָֽׁכְח֧וּ אֲבוֹתָ֛ם אֶת־שְׁמִ֖י בַּבָּֽעַל:

Helaas is dit niet enkel voor die tijd … eeuwen geleden. Vandaag-de-dag weten wij letterlijk Gods Naam niet meer en leren wij elkaar dat het ook absoluut verboden is Zijn Naam uit te spreken. [Prediker/Kohelet 1:9]

Het betekent onze God alles dat wij Zijn Naam weten, eren en benoemen

Zijn Naam wordt gelasterd en het is onze God ernst Zijn Naam te doen zuiveren.

Via de profeet Jesaja/Yeshayahu doet onze God meedelen dat Zijn Naam gelasterd wordt doordat Zijn volk door omliggende volkeren zijn weggenomen en over Zijn volk heersen en over hen snoeven/opscheppen. Jesaja/Yeshayahu 52:6

Daarom zal Mijn volk Mijn Naam kennen; daarom, op die dag, zal het weten dat Ik het Zelf ben, Die spreekt: Zie, hier ben Ik.
לָכֵ֛ן יֵדַ֥ע עַמִּ֖י שְׁמִ֑י לָכֵן֙ בַּיּ֣וֹם הַה֔וּא כִּֽי־אֲנִי־ה֥וּא הַֽמְדַבֵּ֖ר הִנֵּֽנִי:

Ook in de tijd van Daniël/Dani’el, toen Judeeërs/Yehudim 70 jaar lang in Babylonië waren, zag Dani’el in wat zijn volk had gedaan waarom zij in een vreemd land verbleven in plaats van in hun eigen land. Dani’el bad als volgt:

Heere, luister. Heere, vergeef. Heere, sla er acht op en doe het, wacht niet langer – omwille van Uzelf, mijn God. Over Uw stad en over Uw volk is immers Uw Naam uitgeroepen.
אֲדֹנָ֚י | שְׁמָ֙עָה֙ אֲדֹנָ֣י | סְלָ֔חָה אֲדֹנָ֛י הַקְשִׁ֥יבָה וַֽעֲשֵׂ֖ה אַל־תְּאַחַ֑ר לְמַֽעַנְךָ֣ אֱלֹהַ֔י כִּֽי־שִׁמְךָ֣ נִקְרָ֔א עַל־עִֽירְךָ֖ וְעַל־עַמֶּֽךָ:ֽ

In Jesaja/Yeshayahu 48 lezen wij dat onze God Zijn woede en wraak uitstelt vanwege Zijn Naam. [Jesaja/Yeshayahu 48:1-9]

In Jeremia/Yirmeyahu 7:30 en 32:34 zien wij dat onze God verbolgen is wat er in Zijn huis – dat naar Zijn Naam is vernoemd – gebeurt. Afgoden en andere gruwelheden worden in de Tempel aanbeden en gedaan. Ook in Ezechiël/Yechezkel 43:8 zien we dit staan.

In Leviticus/Vayikra 20:1-3 lezen wij dat onze God via Moshe aan eenieder – van Israëliet tot aan de vreemdeling die in Israël/onder de Israëlieten verblijven – de volgende waarschuwing geeft:

De HEERE sprak tot Mozes:
U moet vervolgens tegen de Israëlieten zeggen: Iedereen uit de Israëlieten en uit de vreemdelingen die in Israël verblijven, die iemand uit zijn nageslacht aan de Molech overgegeven heeft, moet zeker gedood worden: de bevolking van het land moet hem met stenen stenigen.
En Ikzelf zal Mijn aangezicht tegen die man keren en hem uit het midden van zijn volk uitroeien. Hij heeft immers iemand uit zijn nageslacht aan de Molech overgegeven, waardoor Mijn heiligdom verontreinigd en Mijn heilige Naam ontheiligd is.
וַיְדַבֵּ֥ר יְהוָֹ֖ה אֶל־משֶׁ֥ה לֵּאמֹֽר:
וְאֶל־בְּנֵ֣י יִשְׂרָאֵל֘ תֹּאמַר֒ אִ֣ישׁ אִישׁ֩ מִבְּנֵ֨י יִשְׂרָאֵ֜ל וּמִן־הַגֵּ֣ר | הַגָּ֣ר בְּיִשְׂרָאֵ֗ל אֲשֶׁ֨ר יִתֵּ֧ן מִזַּרְע֛וֹ לַמֹּ֖לֶךְ מ֣וֹת יוּמָ֑ת עַ֥ם הָאָ֖רֶץ יִרְגְּמֻ֥הוּ בָאָֽבֶן:
וַֽאֲנִ֞י אֶתֵּ֤ן אֶת־פָּנַי֙ בָּאִ֣ישׁ הַה֔וּא וְהִכְרַתִּ֥י אֹת֖וֹ מִקֶּ֣רֶב עַמּ֑וֹ כִּ֤י מִזַּרְעוֹ֙ נָתַ֣ן לַמֹּ֔לֶךְ לְמַ֗עַן טַמֵּא֙ אֶת־מִקְדָּשִׁ֔י וּלְחַלֵּ֖ל אֶת־שֵׁ֥ם קָדְשִֽׁי:ֽ

Gebeden van mensen met betrekking tot de Naam van onze God

David bezong dat zijn ziel door onze God herstelt zal worden en dat hij door onze God op de paden der rechtvaardigheid zal worden geleid, en dit alles vanwege de Naam van onze God. [Psalmen/Tehillim 23:3; 31:1-4]

Ook bad David tot God of zijn zonden vergeven mocht worden. Echter vroeg hij dit niet om zijn ziel te redden, maar gaf als reden aan: "Omwille van Uw Naam". [Psalmen/Tehillim 25:11; 143:11]

De schrijver van Psalmen/Tehillim 44 vertelt wat het door onze God verstoten volk allemaal beleeft en meemaakt. Ze erkennen de kracht van Zijn Naam, waarmee zij hun vijanden van zich af wisten te houden en ze danken dan ook voor altijd Zijn Naam [vers 9]. Ze getuigen dat zij door hun eigen schande in hun huidige situatie zijn beland. Toch getuigen zij dat zij Zijn geboden niet zullen vergeten en daar ook niet van af zullen wijken. En dit niet alleen … ook getuigen zij dat zij Zijn Naam niet zullen vergeten:

Ons hart is niet teruggeweken en onze schreden zijn niet van Uw pad geweken,
ook al hebt U ons in een oord van jakhalzen verpletterd, en ons met een schaduw van de dood overdekt.
Als wij de Naam van onze God hadden vergeten en onze handen hadden uitgebreid naar een vreemde god,
zou God dan niet onderzoeken? Want Hij weet wat er in het hart verborgen ligt.
לֹֽא־נָס֣וֹג אָח֣וֹר לִבֵּ֑נוּ וַתֵּ֥ט אֲשֻׁרֵ֗ינוּ מִנִּ֥י אָרְחֶֽךָ:
כִּ֣י דִ֖כִּיתָנוּ בִּמְק֣וֹם תַּנִּ֑ים וַתְּכַ֖ס עָלֵ֣ינוּ בְצַלְמָֽוֶת:
אִם־שָׁ֖כַחְנוּ שֵׁ֣ם אֱלֹהֵ֑ינוּ וַנִּפְרֹ֥שׂ כַּ֜פֵּ֗ינוּ לְאֵ֣ל זָֽר:
הֲלֹא־אֱלֹהִ֥ים יַֽחֲקָר־זֹ֑את כִּי־ה֥וּא יֹ֜דֵ֗עַ תַּֽעֲלֻמ֥וֹת לֵֽב:

[Psalmen/Tehillim 44:19-22]

Hieruit maak ik ook op dat als wij de Naam van onze God vergeten zijn, dat onze God in onze harten wel kan zien of wij vreemde goden aanbidden, of onze eigen ideeën, wensen en begeertes in plaats van Hem.

Pogingen van de vijand om Gods Naam te doen verdwijnen

Rond 587 vGJ werden de Judeeërs door de Babiloniërs, onder koning Nebukadnezar II, naar Babylonië afgevoerd en werd de Tempel – die Sh’lomo/Salomo had gebouwd – vernietigd. Zeventig jaar lang hebben zij daar gewoond, toen zij uiteindelijk weer terug naar hun geboortegrond mochten en een tweede Tempel mochten bouwen. Tijdens deze periode zijn veel gewoontes van de Babyloniërs overgenomen. Een verbod die de Judeeërs door de Babyloniërs werd opgelegd, is dat zij de Naam van onze God niet uit mochten spreken.

In de tijdsperiode van de Makkabeeën – rond 167 vGJ – waren het de Grieken die hun goden en religieuze gewoonten op de mensheid wilden leggen en zo ook op de Judeeërs. Zij vochten terug en dankzij dit gebeuren bleef de God van Abraham, Izaäk en Jakob gediend, aanbeden en bleef Zijn Naam genoemd. Het feest Chanoeka herdenkt dit gebeuren.

Rond 23 GJ leerde een Joodse rabbijn zijn volk, en iedereen die er maar naar wilde luisteren, wat de Instructie [Torah] van onze God is en heeft hij Zijn Naam verklaart. Door de eeuwen heen was er veel ruis en valse religie binnen Yahadoet [= Godsdienst van de Judeeërs] binnengeslopen. De naam van deze man was (en is) Yehoshua/Yeshua [Jezus]. Zijn naam is van het Hebreeuwse werkwoord יְשוּעָה /jesjoe-a/ wat redding (uit de nood) betekent. De naam Yehoshua/Yeshua betekent: Yehovah brengt redding. [Mattityahu/Matthéüs 1:21]

Deze Yehoshua zei dat hij zich niet eerder laat zien, totdat hij verwelkomt wordt in Gods Naam יהוה:

Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!
Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten.
Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!

__Matthéüs/Mattityahu 23:37-39

Gezegend wie komt in de Naam van de HEERE!
Wij zegenen u vanuit het huis van de HEERE.
בָּר֣וּךְ הַ֖בָּא בְּשֵׁ֣ם יְהֹוָֽה בֵּֽ֜רַכְנוּכֶ֗ם מִבֵּ֥ית יְהֹוָֽה:
__ Psalmen/Tehillim 118:26

Toen Yehoshua op een ezelin Jeruzalem binnenreed, riep het volk de woorden van Pslam 118:26, waarbij zij de Naam van onze God uitspraken. De priesters, farizeeën en schriftgeleerden riepen dit niet en zij waren degene die in het huis van יְהֹוָה zaten.

In 70 GJ werd de tweede Tempel verwoest door de Romeinen.
Na de Bar-Kochba opstand – in 135 GJ – werden de Judeeërs uit Jeruzalem verdreven en werd hen op straffe des doods verboden de Naam van onze God uit te spreken, noch hun religie te praktiseren. Het rabbinaat heeft toen besloten de Naam יְהֹוָה niet hardop te lezen, maar in plaats daarvan hardop te lezen אְֲדוֹנְָי [Adonai]. In de Nederlandse vertalingen is dit opgenomen als HEER/HEERE, waarmee Gods Naam definitief uit de Bijbel is verdwenen. In de meeste Hebreeuwse vertalingen is de Cholem bij de eerste Hee weggelaten.

Betekenis van Gods Naam

Gods Naam komt van het Hebreeuwse werkwoord לִהְיוֹת /liehjot/ wat “zijn” betekent.

לִהְיוֹת
Verledentijd, mannelijkהָיָה /haja/Was
Tegenwoordige tijd, mannelijkהוֹוֶה /hovè/Tegenwoordig
Toekomende tijd, mannelijkיִהְיֶה /jiehjè/Zal zijn

De Naam van onze God wordt gevormd door:

  • De eerste twee letters van de toekomende tijd van het werkwoord “zijn”: יה /je/
  • De eerste letter van de verledentijd van het werkwoord “zijn”: ה /ho/
  • De laatste twee letters van de tegenwoordige tijd van het werkwoord “zijn”: וה /va/ of /wa/

Onze God – de God van Abraham [Avraham], Izaäk [Yitschak] en Jakob [Ya’akov]:

  • … is de Aanwezige!
  • … Was, is Tegenwoordig en zal altijd Zijn!
  • … Was met ons wat Hij was, overeenkomstig onze gedragingen richting Hem; Is altijd Tegenwoordig ... Aanwezig ... wat wij ook doen; zal met ons Zijn, overeenkomstig onze gedragingen naar Hem gericht:
    • Rechter
    • Liefhebbende Vader
    • God
    • Geliefde …
En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN IK ZAL ZIJN DIE IK ZAL ZIJN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN IK ZAL ZIJN heeft mij naar u toe gezonden.
וַיֹּ֤אמֶר אֱלֹהִים֙ אֶל־משֶׁ֔ה אֶֽהְיֶ֖ה אֲשֶׁ֣ר אֶֽהְיֶ֑ה וַיֹּ֗אמֶר כֹּ֤ה תֹאמַר֙ לִבְנֵ֣י יִשְׂרָאֵ֔ל אֶֽהְיֶ֖ה שְׁלָחַ֥נִי אֲלֵיכֶֽם:

__ Exodux/Shemot 3:14

In plaats van /jehova/ en in plaats van Adonai/HEER(E) of HASHEM /hasjem/ [De Naam] zegt men ook wel “De Aanwezige”. Hoewel dit meer naar Zijn eigenlijke Naam richt, omdat dit iets meer over onze God vertelt dan “HEER”, dekt dit toch niet zijn volledige Zijn. En waarom zou je Zijn Naam nog langer blijven verbergen? Wie van de koningen/volkeren verbiedt jou nog langer – op straffe des doods – de Naam van onze God uit te spreken? Onze God Zelf was het voorzeker niet!