Home >> Artikelen " antithese" >> Voor wie & waarvoor is Yeshua gekomen?
Niets is belangrijker dan dat de Messias daadwerkelijk datgene doet waarover in de TeNaCH1 [OT] geprofeteerd staat. Zo staat bijvoorbeeld in het boek Jesaja te lezen dat de Messias Israël en Juda vanuit hun ballingschap over geheel de aarde weer naar het land Israël terug zal brengen (Jesaja 11:12). De vraag is nu: “Is dat gebeurd?”, maar ook: “Zit er een tijdslimiet aan hoelang de Messias erover mag doen?”
1. Torah Nevi’im K(CH)etuvim [Instructie Profeten Schriften]
Omdat Yeshua [Yehoshua/Jezus] door zijn volgers als “de Messias” wordt aangeduid, wil men nu weten of Yeshua inderdaad de Joden terug heeft gebracht naar het land Israël. Als antwoord moeten wij geven dat hij dit niet heeft gedaan, toen hij op aarde was. De conclusie van de vraagsteller is dan dat Yeshua niet de Messias kan zijn. Is deze conclusie terecht? We zullen het antwoord hierop in de TeNaCH moeten zoeken. Ten eerste gaan we uitzoeken wat het Hebreeuwse woord voor “De Messias” is en wat de betekenis daarvan is; dan gaan wij in de TeNaCH opzoeken wat over deze persoon geschreven is en ten slotte zullen we onderzoeken wat יהוה, onze God, met Zijn volk voornemens was te doen en of onze God Zijn plannen heeft veranderd.
In het Hebreeuws staat er in plaats van “de messias” המשיח [hamasjiach]. Dit woord betekent De Gezalfde.
Als we dit Hebreeuwse woord in de Hebreeuwse vertaling opzoeken, dan zien we dat het in de TeNaCH slechts vier keer voorkomt. Te weten:
In alle vier opgesomde verzen van de twee hoofdstukken van het boek Leviticus – wat overigens in het Hebreeuws "wajiekra" heet, wat “en hij roept” betekent – staat het Hebreeuwse woord “hamasjiach” direct achter het Hebreeuwse woord הכהן [hakohen], wat “de priester” betekent.
Hoewel een koning en een profeet ook gezalfd werd en ieder van hen ook “de gezalfde” zou kunnen worden genoemd, vinden wij in de TeNaCH alleen het woord “hamasjiach” in combinatie met “de priester”.
Wat de taak van de priesters waren, kunnen wij in de boeken Exodus en Leviticus vinden. Zo lezen wij in Exodus 28:36-38 en in Leviticus 6:25-26 (6:18-19) en in 10:16-18 dat het de taak van de priester was om het zondoffer op te eten. Dat wil zeggen, een deel daarvan. We kunnen erop uit maken dat op deze manier de priester de ongerechtigheden van het volk moest dragen, sinds “heilige dingen” net zomin kunnen zondigen als niet heilige dingen.
De koning, die gezalfd is en die volgens de betekenis van dit Hebreeuwse woord zichzelf ook “de messias” kan worden genoemd, is niet degene die de ongerechtigheden van zijn volk draagt. Hij draagt wel de verantwoording van zijn volk, maar niet de ongerechtigheden. En zo ook de profeet, die gezalfd is en die volgens de betekenis van dit Hebreeuwse woord zichzelf “de messias” zou kunnen noemen, is niet degene die de ongerechtigheden van zijn volk moest dragen.
Toch kunnen wij in de TeNaCH een boek vinden waarin staat dat iemand, waarbij niet wordt vermeld dat hij een priester is, de ongerechtigheden van het volk Israël draagt. Dit vinden wij in Jesaja 53. Deze man wordt in een aantal hoofdstukken eerder “dienstknecht van God” genoemd en er is te lezen dat hij “Israël” wordt genoemd. Om nu erachter te komen wie met 'dienstknecht Israël' wordt bedoeld, zullen we uit de TeNaCH een aantal zaken in ogenschouw moeten nemen. Dan kunnen wij ook bepaalde mogelijkheden wegstrepen:
Overeenkomstig punt 1 kunnen we de mogelijkheid “Israël, dat is, alle 12 (of 13) stammen, is deze hij & hem in Jesaja 53” wegstrepen. Dit is namelijk tegen Gods gebod in.
Zo kunnen wij ook wegstrepen dat een koning of een profeet, of meerdere koningen en profeten, deze hij & hem is in Jesaja 53. Dit overeenkomstig punt 2. Niemand anders dan de priesters droegen de ongerechtigheden van het volk. Voor meer over dit onderwerp, lees artikel: Jesaja 53, waar gaat dit over?.
Samengevat betekent het Hebreeuwse woord voor de messias [hamasjiach] “de gezalfde” (lees ook eens artikel: De Gezalfde).
Nadat Adam en Chavah [chawa = Eva] hadden gezondigd – dat is, Gods gebod hadden genegeerd en overtreden – velde God Zijn vonnis over de betrokkenen.
Adam: Doordat hij naar zijn vrouw heeft geluisterd in plaats van naar God, werd de grond vervloekt en moest hij zwoegen voor voedsel, wat ‘het gras van het veld’ zou zijn [graansoort = brood]. Dit zou zijn leven lang zo zijn, tot hij weer terug zou komen vanwaar hij genomen is: afar [vuil; stof] ha’adamah [van de grond].
Chavah: Zij zou in pijn haar kinderen baren en haar begeerte zal naar haar man uitgaan en hij zal over haar heersen.
De slang: Deze werd vervloekt onder alles wat ‘dier’ is; op z’n buik moest het voortaan door het leven gaan en afar [vuil; stof] zou z’n voedsel zijn. God zou vijandschap stellen tussen de slang en de vrouw en tussen zijn zera [zaad, sperma, kroost/nakomelingschap, oogst van het gezaaide, zaaitijd] en haar zera. Hij – zera van haar – zal het hoofd van de slang vermorzelen en de slang zal “ons [zera van haar en onze God]” de hiel vermorzelen. In het Hebreeuws staat het als volgt:
w'-eivah -asjiet beincha oebein ha’iesjah oebein zar-acha [jouw (mnl.) zera] oebein zar-ah [haar zera] hoe- [hij] j’shoefcha [zal jou (mnl.) vermorzelen] rosj w’-atah [jij (mnl.)] t’sjoefenoe [zult ons vermorzelen] -akev __B’reshiet/Genesis 3:15
Aram en Israël [het voormalig noordelijk gelegen koninkrijk Israël] kwamen op tegen Jeruzalem. De koning van Aram was Rezin en de koning van Israël was Peka. Het koningschap van het noordelijke koninkrijk Israël kwam uit de stam Efraïm.
Het koningschap van het voormalig zuidelijk gelegen koninkrijk Judea [Yehudah jehoeda] kwam uit de stam Juda [Yehudah] en uit het huis van David.
De profeet Jesaja moest met zijn zoon She’ar Yashuv [sje’ar jasjoev = een overblijfsel zal terugkeren (Jes. 10:21)] naar de koning van Judea, Achaz, gaan om hem de woorden van onze God over te brengen. De ‘snode plannen’ van deze twee koningen zou niet slagen.
Vervolgens werd de koning Achaz gevraagd een teken van onze God te vragen, wat hij weigerde. God Zelf zegt dan wat Zijn teken zal zijn. Namelijk, dat een almah zwanger zou raken en een zoon zou baren, die zij de naam “Immanu El” [immanoe el = God is met ons] zou geven.
Met deze twee aangehaalde passages uit de TeNaCH [Genesis 3:14-17; Jesaja 7:10-25] valt het mij op dat de zera de biologische zoon van een vrouw is, die dan uit de stam Yehudah [Juda] moet komen en niet dat hij de biologische zoon van een man moet zijn, die uit de stam Juda komt.
Deze profeten profeteerden hoe beide koninkrijken, die eens het voormalig koninkrijk (groot) Israël vormden, van Gods Torah zijn afgeweken en dat niet alleen, maar hoe de kinderen van Israël Adonai יהוה de rug toe hebben gekeerd en hoe in koninkrijk Judea [Yehudah] men de Tempel – Gods plaats – heeft vervuild met relekwieën, bestemd voor afgoderij. Hierdoor zouden beide koninkrijken worden verbannen en een daarvan zelfs met een scheidbrief [2 Koningen 18:9-12; Hosea 1:6-9 en Jeremia 3:8].
Deze profeten profeteerden niet alleen hoe men zou worden verbannen, maar ook dat ze weer terug zouden worden verzameld naar het Beloofde Land [Jesaja 11:12; Deuteronomium 31]. Ook andere profeten profeteerden over de tijd die nog moet komen. De Tempel zal weer worden gebouwd; er zal wereldvrede heersen; iedereen (dat zijn ook de niet-Israëlieten) zal de geboden van Adonai יהוה opvolgen en naleven en de Ene God dienen. Ook Daniël, een man van het voormalig koninkrijk Yehudah [Judea], die in galoet [verbanning] in het koninkrijk Medië & Perzië verbleef, zag door middel van een visioen hoe het in “de eindtijd” zal vergaan. Dit alles zal geschieden door (middel van) de Messias.
Als we vanaf Deuteronomium 28 lezen en we komen bij hoofdstuk 31 uit, dan zien we hoe onze God het allang voorzien heeft dat de kinderen van Israël massaal de rug zouden keren naar onze God toe. Toch belooft onze God dat Hij ondanks dit ons van de vier windstreken van de aarde weer terug zal verzamelen naar het Beloofde Land. Maar, hoe dan? Als onze Rechtvaardige God een (groot) deel van ons met een scheidbrief heeft verbannen? Verbiedt Deuteronomium 24:1-4 dit niet?
Een logische gedachte is dat deze mensen en hun nakomelingen dan jammerlijk verloren zijn. Dat de terugverzameling alleen betrekking heeft op de Joden [jehoediem = Judeeërs] en de Israëlieten die toen naar het voormalig zuidelijk gelegen koninkrijk Judea [jehoeda] zijn verhuisd en nu ook als Joden kunnen worden benoemd/gerekekend, simpel omdat ze inwoners van dit koninkrijk waren en het geloof van de Judeeërs [jodendom/jahadoet = godsdienst van de jehoediem] praktiseerden.
Hoe logisch deze gedachte ook is, spreekt dit wel een traditie tegen: “De zoon/dochter kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor de daden van zijn/haar vader”. Daarbij verklaart deze gedachte de profeet Ezechiël tot een valse profeet en zo ook de profeet Jesaja. Ezechiël 11:10-14 legt uit dat Juda en Israël, met name Efraïm, weer een zullen zijn en niet meer jaloers en haatdragend naar elkaar toe zullen zijn.
En ook in Ezechiël 37 komt dit duidleijk naar voren.
Nadat de profeet de dorre botten verspreid in een vallei had gezien en hoe die weer aan elkaar werden gezet, tot mensen vormden die weer levend werden, kreeg hij uitgelegd wie deze botten zijn.
Dan moest hij twee stokken pakken en op de ene schrijven “van Juda en de Israëlieten met hem” en op de andere stok moest hij schrijven: “van Jozef, het stok van Efraïm, en geheel het huis Israël met hem”.
De Israëlieten van Juda waren deze verhuisden van het voormalig noordelijk gelegen koninkrijk naar het voormalig zuidelijk gelegen koninkrijk en het huis Israël van Jozef, die het stok van Efraïm is, vormden het vormalig noordelijk gelegen koninkrijk Israël. De koning van dit koninkrijk was van de stam Efraïm.
Ook hier zien we dat deze twee bij elkaar worden gebracht en dat het weer één koninkrijk gaat worden.
Ook de profeet Jeremia heeft geprofeteerd over het weer samen zijn van het huis van Juda en het huis van Israël [Jer. 3:18]. Hij begint met Deuteronomium 24:1-4 aan te halen [Jer. 3:1] en in vers 8 wordt dan gezegd dat Israël met een scheidbrief is verbannen. De grote vraag is nu:
“Hoe zal ADONAI, onze God, dit toch doen, zonder zijn eigen gebod te overtreden? Onze God is toch een Rechtvaardige God?”
Het antwoord hierop ligt in Genesis 3:14-15; Jesaja 53 en in Psalmen 22. Gods dienstknecht, die “Israël” wordt genoemd, wat betekent met God en mensen hebben geworsteld en het hebben overkomen (of overwonnen, of overleefd), zal “zijn ziel blootstellen aan de dood en hij zal van het Boek des Levens worden geschreven”. Er staat in Jesaja 53 dat “wij” door zijn striemen, die zijn ontstaan doordat hij 'geslagen' wordt, zullen worden genezen en dat hij “onze” ongerechtigheden weg zal dragen. Deze dienstknecht kan dan niemand anders zijn dan de priester, de gezalfde [de messias], die overeenkomstig Zacharia 6 en Psalmen 110 in de orde van Malki-Tsedek (Melchizedek: Rechtvaardige Koning) voor eeuwig dienstdoet. Johannes 1:1 getuigt dat de gezalfde het woord van ADONAI, onze God, is en in de rest van dit hoofdstuk uit dit boek wordt duidelijk wie de schrijver heeft bedoeld.
Het is met Gods Woord dat Israël een verbond is aangegaan en het is tegen Gods Woord dat Israël heeft gezondigd. Het was Gods Woord dat Efraïm met een scheidbrief is weggezonden en het is ook Gods Woord geweest die de zonden op zich heeft gedragen en mee heeft genomen naar een onbewoond gebied (Leviticus 16:10, 21-22). Lees ook eens artikel 2-huizen theorie. Een juiste of onjuiste theorie?.
Toets nu zelf of deze theorie juist of onjuist is. Ik geloof dat dit het mysterie [sod] is waarover Paulus [zijn Hebreeuwse naam is sja’oel] heeft geschreven. Yeshua heeft dan ook volgens Matthéüs 15:24 gezegd dat hij alleen maar naar de verloren schapen van het huis van Israël gezonden is. En dit kun je zowel op geheel Israël betrekken, als ook op het voormalig noordelijk gelegen koninkrijk Israël.
Elders heeft Yeshua ook gezegd dat de gezonden geen geneesheer nodig hebben, maar de zieken wel. Dit is beeldspraak voor degene die volgens Gods Torah leven en voor degene die volgens Gods Torah zondigen. Bijvoorbeeld door aan de Torah iets toe te voegen en er ook wat van weg te halen.
Yeshua zou als een “nes” [banier] functioneren voor de goyiem [natiën], die dan alle Israëlieten weer terug zullen brengen naar het land van onze voorouders. Hij zou ook een Licht voor de goyiem zijn wat inhoudt dat de Torah ook als levensleidraad voor hen zal zijn.
We zien dat onder de natiën men de banier van onze God heeft gezien en is begonnen met het terugbrengen van de Judeeërs [Joden] naar het Beloofde Land.
Onder deze natiën is ook een ontwaken dat de Torah ook voor hen geldt. Zij zien in dat ze b’Sjeem jehosjoe’a/jeshoe’a [in Jezus’ naam/autoriteit] tot jahadoet [godsdienst van de Judeeërs/Joden] zijn bekeerd en daarmee als b’nei jisra’el [kinderen van Israël] zijn geadopteerd (ingeënt).
Onder deze groep zijn ook mensen die een besef krijgen dat zij nazaten zijn van de stammen die het voormalig noordelijk gelegen koninrkijk Israël vormden. Geduldig wachten zij af dat ook zij naar het Beloofde Land terug mogen.
We zien dat het Beloofde Land na vele lange jaren weer in Joodse handen is. Sinds 1922 GJ [Gewone Jaartelling] is het westelijk gelegen deel aan Judeeërs gegeven en sinds 1948 GJ is het een onafhankelijke Staat Israël.
Kort en bondig is het antwoord: “Nee”
De TeNaCH spreekt over de gebeurtenissen, maar niet binnen welke tijdsbestek dit zal/moet geschieden, eer het als ‘vals’ kan worden betiteld.
De conclusie was dat Yehoshua/Yeshua [jehosjoe’a/jesoe’a = Jezus] niet de Messias kon zijn, omdat hij in zijn tijd niet alle Joden heeft teruggebracht. Niet alleen is de conclusie onterecht, het getuigt ook van geen kennis hebben van de TeNaCH en de profetieën.